De wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) per 1 januari 2018 betekent dat het recht op minimumloon en vakantiebijslag gaat gelden voor alle personen die tegen beloning arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht, tenzij zij dit doen in de zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf. De wetswijziging levert een knelpunt op voor de zorgovereenkomsten, waarbij de zorg wordt geleverd door informele zorgverleners. De wijze waarop de regering dit heeft verholpen verdient echter niet de schoonheidsprijs.

Doel van de wijziging van de Wml is het tegengaan van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Het voorstel van wet is op 6 mei 2013 gepubliceerd (TK 2012-2013, 33623, nr. 2). In het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag is een uitzondering gemaakt voor informele zorgovereenkomsten die voor 1 januari 2018 zijn goedgekeurd. De uitzondering geldt tijdelijk tot 1 januari 2019.

De Raad van State brengt op 7 december 2017 een kritisch advies uit over de wijziging van het Besluit (stcrt 2018, nr. 1011), mede omdat met de uitzondering niet voorkomen wordt dat vrijwillige zorg en ondersteuning als arbeidsrelatie wordt ingericht. De minister van VWS geeft in het Nader Rapport n.a.v. dit advies (stcrt 2018, nr. 1011) aan dat de uitvoeringsregelgeving op korte termijn nog zal wijzigen, zodat uit het pgb ook kleine vrijwilligersvergoedingen kunnen worden betaald voor mantelzorgers. Verder gaat de Minister kijken naar structurele oplossingen. De wijziging van de Wml treedt niettemin in werking per 1 januari 2018, evenals het Besluit waarin een uitzondering wordt gemaakt voor bestaande informele zorgovereenkomsten.

Gevolgen voor hoogte pgb niet voorzien?

Hoe is het mogelijk dat een wetsvoorstel waarvan de behandeling ruimte 4,5 jaar heeft geduurd op het laatste moment wordt afgeraffeld voor wat betreft de gevolgen voor het sociaal domein? Want de detailregelgeving komt op het laatste moment en is tot op heden niet afgerond. De verklaring zal vermoedelijk zijn dat in de neveneffecten van de wijziging van de Wml voor het sociaal domein (de wijziging heeft immers niet alleen impact op de Wmo, maar ook op de Wlz en de Jeugdwet) niet is voorzien.

Op dit moment is op de zorg en ondersteuning die informeel wordt ingekocht dus de Wml van toepassing, in weerwil van de bedoeling van de Minister van VWS om voor informele zorgverleners nog een uitzondering te maken voor kleine vrijwilligersvergoedingen die uit een pgb worden betaald (met uitzondering van de voor 2018 goedgekeurde informele overeenkomsten, tot 1 januari 2019). 

Wat mij verder bevreemdt is dat er door de Minister van VWS voetstoots vanuit wordt gegaan dat gemeenten er zorg voor dragen dat het pgb toereikend zal zijn om te voorzien in de kosten van minimumloon en minimumvakantiebijslag voor informele zorgverleners. Dit is echter niet vanzelfsprekend, zoals in de situatie dat een pgb-tarief niet per uur wordt vastgesteld, maar per een andere eenheid (dagdeel, etmaal). Denk in dit verband bijvoorbeeld aan dagbesteding of kortdurend verblijf. Teruggerekend naar uren, zal het uurloon dan meestal niet voldoen aan de ondergrens van de Wml.
En wat is toereikend in de situatie dat een cliënt gehouden is om premies werknemersverzekeringen in te houden? Moet hier rekening mee worden gehouden bij de vaststelling van het pgb? De Regeling dienstverlening geeft immers slechts een ontheffing van de inhoudingsplicht m.b.t. zorgverleners die minder dan vier dagen per week diensten verrichten. In andere gevallen niet.

Een meer principieel gegeven is echter dat gemeenten –binnen de kaders van de Wmo 2015- beleidsvrijheid hebben inzake de vaststelling van pgb-tarieven. Deze vrijheid wordt door de wijziging van de Wml op een onderdeel fors ingeperkt, zonder voorafgaande inhoudelijke discussie binnen het sociaal domein. En eigenlijk als neveneffect van het nastreven van andere beleidsdoeleinden, te weten het tegengaan van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden.

“de detailregelgeving komt op het laatste moment en is tot op heden niet afgerond”

Gemeenten overvallen

De Wml is geen dagelijkse kost binnen het sociaal domein. De wijziging van de Wml per 1 januari 2018 betekent echter wel dat gemeenten verplicht zijn een pgb te verstrekken dat toereikend is voor inkoop van informele zorg en dat het gemeentelijk beleid hierin dus ook moet voorzien. Volgens de Raad van State besteedt de Regering verder ten onrechte geen aandacht aan de financiële gevolgen van de wijziging van de Wml voor de te verstrekken budgetten. Maar ook in het Nader Rapport blijft een inhoudelijke reactie van de Minister uit. En daar kunnen gemeenten het mee doen.