Minister Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) heeft in een brief van 4 juli 2025 de Eerste Kamer geïnformeerd over de eerste monitoring van het stelsel van kwaliteitsborging. Dit stelsel houdt in dat in plaats van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een (technische) bouwactiviteit een initiatiefnemer een bouwmelding onder kwaliteitsborging bij de gemeente moet doen. Deze bouwmelding is alleen nodig bij bouwwerken uit gevolgklasse 1 (zoals een grondgebonden woning). Een private kwaliteitsborger dient te verklaren dat het gerealiseerde bouwwerk aan de technische nieuwbouwvoorschriften voldoet. Zonder zijn verklaring kan geen rechtsgeldige gereedmelding worden gedaan en mag het bouwwerk niet feitelijk in gebruik worden genomen. De minister geeft aan vooralsnog niet mee te willen gaan in het politieke sentiment om het stelsel in te trekken omdat dit de realisatie van nieuwbouwwoningen zou vertragen.
Deze blog gaat in op de misvatting dat het stelsel van kwaliteitsborging invloed heeft op de doorlooptijden van woningbouwprojecten.
Weigering intrekking door demissionaire minister
In haar brief van 4 juli 2025 geeft Keijzer aan als demissionair minister niet bereid te zijn om op verzoek van de Eerste Kamer over te gaan tot intrekking van het stelsel van kwaliteitsborging. Zij vreest voor de gevolgen voor de woningbouw. Een begrijpelijke keuze nu er nog (buiten proefprojecten) te weinig ervaringen met het stelsel van kwaliteitsborging zijn om überhaupt conclusies te kunnen trekken of dit stelsel goed werkt.
De vraag is wat het standpunt van de nieuwe regering zal zijn na de verkiezingen voor de Tweede Kamer op woensdag 29 oktober 2025. In ieder geval is het standpunt van het CDA al bekend.
Verkiezingsprogramma CDA
Het verbaast dat het CDA ondanks de beperkte praktijkervaring nu reeds in het verkiezingsprogramma voorstelt het stelsel van kwaliteitsborging af te schaffen:
“We stoppen met de huidige Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Deze wet zorgt voor disproportionele kosten bij kleinere bouwprojecten, vertraagt de bouw en leidt tot bureaucratie en onduidelijkheid.”
Het is onduidelijk wat het CDA bedoelt met de “huidige” Wkb. Wil het CDA een aangepast stelsel van kwaliteitsborging? Of een duaal stelsel waarbij een initiatiefnemer zal kunnen kiezen voor de gemeente of een kwaliteitsborger? Of een totale afschaffing van het stelsel?
In het verleden heeft het CDA een bijzondere rol bij de totstandkoming van de Wkb gehad. In 2017 is de stemming in de Eerste Kamer aangehouden toen het CDA tegen dreigde te stemmen. Vervolgens is alsnog de Wkb in 2019 aangenomen ondanks dat het CDA tegen stemde. Het CDA heeft daarbij overigens altijd ontkend dat zijn aversie komt vanuit een lobby van Bouwend Nederland. Dit werd gedacht nu CDA-coryfeeën Elco Brinkman en Maxime Verhagen voorzitters van Bouwend Nederland waren. Een andere CDA-coryfee, minister Donner, heeft overigens mede aan de lat gestaan van de Wkb. Op 15 december 2011 informeerde hij de Tweede Kamer dat een privaatrechtelijk alternatief van het gemeentelijke bouwtoezicht werd ontwikkeld.
Beperking gevolgklasse 1
In haar brief van 4 juli 2025 geeft minister Keijzer aan te onderzoeken of het aantal bouwwerken dat onder gevolgklasse 1 valt te beperken is. Zo noemt zij als voorbeelden lichtmasten, padelbanen en kleine en eenvoudige standaardbruggen waarvoor de gemeente de opdrachtgever is.
Het moge duidelijk zijn dat het de Eerste Kamer vooral gaat om de gevolgen van het stelsel van kwaliteitsborging voor de realisatie van grondgebonden nieuwbouwwoningen en niet enkele specifieke bouwwerken. Niettemin is wel begrijpelijk dat gevolgklasse 1 wordt beperkt voor wat betreft bepaalde bouwwerken, geen gebouw zijnde, die lager zijn dan 20 meter. Zo valt niet in te zien waarom de kwaliteitsborger een hekwerk hoger dan 2 meter dient te beoordelen.
Let op: tekst loopt door onder afbeelding.
Maatwerkvoorschrift bij ontbreken verklaring
De kern van het stelsel van kwaliteitsborging is de verklaring van de kwaliteitsborger dat het gerealiseerde bouwwerk voldoet aan de technische nieuwbouwvoorschriften. Zonder zijn verklaring kan bijvoorbeeld de grondgebonden woning niet feitelijk in gebruik worden genomen. De minister wil een maatwerkvoorschrift invoeren waarbij ondanks het ontbreken van de verklaring vanwege beperkte afwijkingen van de nieuwbouwvoorschriften de woning toch in gebruik kan worden genomen. In haar brief van 4 juli 2025 geeft zij een nadere toelichting op dit maatwerkvoorschrift:
“Van de gelegenheid maak ik gebruik om uw Kamer ook van nadere informatie te voorzien om een breed levend misverstand hierover weg te nemen. Als een kwaliteitsborger geen verklaring kan afgeven dat het bouwwerk voldoet aan de eisen in het Bbl, meldt deze dat bij alle betrokken deelnemers in de praktijk. Dat betekent dat het bouwwerk niet in gebruik genomen mag worden. Om dat ongedaan te maken, kan de initiatiefnemer/opdrachtgever bij het bevoegd gezag een maatwerkvoorschrift vragen, als deze van mening is dat herstel van de strijdigheid met het Bbl niet proportioneel is. De gemeente beoordeelt vervolgens op basis van het verzoek of ingebruikname alsnog is toegestaan. De gemeente mag hierbij haar besluit baseren op de verkregen informatie van de kwaliteitsborger. Deze mogelijkheid bestaat op basis van jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2019:1775, r.o. 18.1), waarin is aangegeven dat vaststelling van feiten door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen moet worden gedaan. Uiteraard mag de gemeente ook zelf een inspectie uitvoeren en de strijdigheid met het Bbl onderzoeken, om op basis van eigen waarneming tot een besluit te komen. Deze werkwijze wijkt dan niet af van de rol die gemeenten voorheen hadden of nog steeds bij bouwwerken in een hogere gevolgklassen. Als het bevoegd gezag een maatwerkvoorschrift afgeeft voor een bouwwerk, ondanks de geconstateerde strijdigheid met het Bbl, kan een bouwwerk vervolgens worden gereedgemeld zonder verklaring van de kwaliteitsborger, waar na verloop van de wettelijke termijn ingebruikname is toegestaan. Tot zover het publiekrechtelijke deel in het Wkb-stelsel. De initiatiefnemer/opdrachtgever kan vervolgens nog steeds privaatrechtelijk een zaak starten, als contractuele afspraken niet zijn nagekomen.”
Gemeenten vinden het niet eenvoudig om het omgevingsplan te wijzigen. Ook bestaat veel onduidelijkheid over de toepassing en (on)mogelijkheden van de bopa en (en de dubbele knip).
Ruimtelijke toestemming maatgevend voor doorlooptijden
Het lijkt erop dat bij het CDA een misverstand bestaat over de betekenis van het stelsel van kwaliteitsborging voor het tempo waarin nieuwbouwwoningen kunnen worden gebouwd. In het publieke bouwrecht is altijd het bestemmingsplan (thans: omgevingsplan) maatgevend geweest voor het al dan niet toestaan van nieuwbouwwoningen. Als een bouwplan niet in strijd is met het omgevingsplan, is sprake van een gebonden beschikking. De belangrijkste aandachtspunten bij de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit (opa) zijn dan de redelijke eisen van welstand (als die gelden) en voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. Als een bouwplan wel in strijd is met het omgevingsplan, dan dient of een wijziging van het omgevingsplan te worden doorlopen met een opvolgende opa óf rechtstreeks een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa) te worden aangevraagd. Ook bestaat een mogelijkheid om eerste een ruimtelijke toestemming te vragen (bopa basis) en daarna een omgevingsvergunning aan te vragen voor het concrete bouwproject (bopa concreet), ook wel de dubbele knip genoemd.
Gemeenten vinden het niet eenvoudig om het omgevingsplan te wijzigen. Ook bestaat veel onduidelijkheid over de toepassing en (on)mogelijkheden van de bopa en (en de dubbele knip). Zo bestaat onduidelijkheid over welke onderzoeken voor een bopa aangeleverd moeten worden en hoe het zit met het al dan niet verplicht wegbestemmen van ander gebruik. Zeker nu er onder de Omgevingswet geen onlosmakelijke samenhang of aanhaakplicht meer geldt. Dit leidt tot echte problemen en vertraging, waaraan de landelijke politiek voorbij gaat.
De bedoeling is dat gemeenten – anders dan het bestemmingsplan met gesloten normen- in het omgevingsplan gaan werken met open normen. Het omgevingsplan is dan flexibeler en er hoeven minder onderzoeken te worden verricht. De prijs voor die flexibiliteit en tijdwinst is echter (te) hoog. Hoe meer (naast welstand en parkeren) in het kader van de opa dient te worden beoordeeld, hoe kleiner de kans is dat de initiatiefnemer bereid is op eigen risico zonder onherroepelijke omgevingsvergunning te starten aan de bouw. En het kan jaren duren voordat een omgevingsvergunning onherroepelijk wordt.
Beperkte rol kwaliteitsborging voor realisatie woningbouw
Bouwtechnische voorschriften zijn in Nederland bij vergunningverlening altijd van minder groot belang geweest. De regering wilde in de Woningwet 2007 tot uitdrukking laten brengen dat de gemeente bij vergunningverlening niet aan alle bouwtechnische voorschriften kon toetsen. Ook na vergunningverlening zou de gemeente moeten mogen handhaven. Zelfs als overeenkomstig de omgevingsvergunning is gebouwd. De Tweede Kamer heeft dit echter tegengehouden. De omgevingsvergunning moet immers waarde hebben. De rechtszekerheid dicteert dat. Daarom was in artikel 1b Woningwet (thans artikel 2.7a Besluit bouwwerken leefomgeving) opgenomen dat de omgevingsvergunning voor de nieuwbouwvoorschriften prevaleert. Wel mag de gemeente altijd de voorschriften voor bestaande bouw handhaven.
In reactie daarop heeft de regering in de Woningwet 2007 de aannemelijkheidstoets laten opnemen. De gemeente mag de omgevingsvergunning reeds verlenen als aannemelijk is dat aan de nieuwbouwvoorschriften wordt voldaan. Deze aannemelijkheidstoets geldt nog steeds onder de Omgevingswet.
Als een initiatiefnemer binnen vier weken na het indienen van de bouwmelding onder kwaliteitsborging geen reactie van de gemeente heeft ontvangen mag hij de bouw aanvangen. Bij een vergunningaanvraag daarentegen moet hij wachten met bouwen totdat de gemeente de omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit heeft verleend. En onder de Omgevingswet geldt geen omgevingsvergunning van rechtswege.