Vanuit het Activiteitenbesluit zijn bepaalde milieuregels in hoofdstuk 22 omgevingsplan (de bruidsschat) opgenomen en niet overgegaan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De vraag is nu of een aanvraag om een omgevingsplanactiviteit, zijnde het bouwen van een bouwwerk, (binnenplans: opa) aan die milieuregels uit het omgevingsplan moet voldoen (zoals bijv. over geluidhinder in artikel 22.63).
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (oud)
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) moest voldoen aan het bestemmingsplan. Dit stond in artikel 2.10 lid 1 onder c Wabo.
Als het bouwplan voldeed aan het bestemmingsplan, dan was sprake van een gebonden beschikking. De omgevingsvergunning mocht niet worden geweigerd (ook wel het limitatieve-imperatieve stelsel). Dit maakte dat ongeacht de geluid-, geur- of stofhinder de omgevingsvergunning moest worden verleend. De achterliggende gedachte was dat het bestemmingsplan via de onderliggende afstanden van de bestemmingen en bijbehorende bouwvlakken regelde dat geen sprake zou zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Dit betekende onder het oude recht, dat een procedure tegen een omgevingsvergunning voor bouwen weinig kansrijk was (als het bouwplan aan het bestemmingsplan voldeed). Omwonenden konden alleen succesvol aanvoeren dat het bouwplan in strijd was met redelijke eisen van welstand en/of dat er onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kwamen. Zij konden vanwege het gebonden karakter van de omgevingsvergunning niet succesvol aanvoeren dat het bouwplan bij hen zou leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Let op: tekst loopt door onder afbeelding.
De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, zijnde het bouwen van een bouwwerk (geldend)
Als opvolger van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk onder de Wabo geldt vooral de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 onder a Omgevingswet (binnenplans: opa). De omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit heeft alleen betrekking op de toetsing aan de bouwtechnische voorschriften.
In artikel 5.21 lid 2 onder a Omgevingswet staat dat de opa wordt verleend met toepassing van de daarvoor in het omgevingsplan gestelde regels. Dit beoordelingskader staat ook in artikel 8.0a lid 1 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De omgevingsvergunning wordt verleend “als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning.”
In artikel 22.29 omgevingsplan staan de beoordelingsregels voor de opa. In lid 1 staat:
“Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als:
a. de activiteit niet in strijd is met de in dit omgevingsplan gestelde regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken, met uitzondering van paragraaf 22.2.4;
b. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld volgens de criteria van de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet; en (… bodemverontreiniging red.)”
Zoals in lid 1 onder a van artikel 22.29 omgevingsplan staat, moet de vergunningaanvraag alleen worden getoetst aan de in het omgevingsplan gestelde regels over bouwwerken (en derhalve niet milieuregels uit afdeling 22.3 omgevingsplan). De milieuregels uit afdeling 22.3 hebben niet betrekking op bouwwerken. Daarom dient de aanvraag om een opa niet aan die milieuregels te worden getoetst. Dit net zoals onder de Wabo.
De milieuregels uit afdeling 22.3 hebben geen betrekking op bouwwerken. Daarom dient de aanvraag om een opa niet aan die milieuregels te worden getoetst.
Toepasssingsbereik milieuregels omgevingsplan
Volgt ook anderszins uit afdeling 22.3 “Milieubelastende activiteiten” dat deze regels niet gelden als een opa wordt aangevraagd? Anders dan bij de afdeling 22.2 omgevingsplan “Activiteiten met betrekking tot bouwwerken, open erven en terreinen” heeft afdeling 22.3 in artikel 22.41 een toepassingsbereik.
In artikel 22.41 lid 1 staat dat afdeling 22.3 van toepassing is op een milieubelastende activiteit. Omdat het begrip milieubelastende activiteit in de Omgevingswet breder is dan het begrip inrichting, is in lid 2 een afbakening van het toepassingsbereik opgenomen. Zo geldt deze afdeling niet voor a. wonen, b. het feitelijk verrichten van bouw- en sloopwerkzaamheden aan bouwwerken of het feitelijk verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan een bouwwerk of van een terrein (…) en g. bruggen, viaducten, verkeerstunnels en andere ondergronds gelegen bouwwerken voor het vervoer van personen of goederen en beweegbare waterkeringen.
Het antwoord
Al zou een bouwactiviteit tevens een milieubelastende activiteit zijn, dan nog dient een aanvraag om een opa als gebonden beschikking niet te worden getoetst aan de milieuregels uit het omgevingsplan. De initiatiefnemer kiest zelf welke activiteit(en) hij aanvraagt. Er geldt geen onlosmakelijke samenhang (artikel 5.7 lid 1 Omgevingswet) én geen aanhaakplicht. Er vindt bij een opa derhalve bijv. geen toetsing plaats aan de bepaling over geluidhinder uit artikel 22.63.
Als een bouwplan daarentegen wel in strijd is met het omgevingsplan (de buitenplanse omgevingsplanactiviteit: bopa), dan wordt de omgevingsvergunning alleen verleend met het oog op een “evenwichtige toedeling van functies aan locaties” (etfal), zie lid 2 van artikel 8.0a Bkl. Deze etfal bestaat uit de goede ruimtelijke ordening en gezondheid. Het college van burgemeester en wethouders kan wel de bopa vanwege geluidhinder weigeren te verlenen.