Ruim een maand geleden schreef ik een opinie naar aanleiding van de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam over eigen kracht in de Jeugdwet. In één van deze uitspraken oordeelt de rechtbank dat sprake is van voldoende eigen kracht, omdat de moeder de hulp zelf aan haar kind biedt, ze niet overbelast is en het gezinsinkomen toereikend is. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld en inmiddels heeft de Centrale Raad voor Beroep (CRvB) uitspraak gedaan. In deze opinie zal ik die belangrijke uitspraak onder de loep nemen en bespreken wat de consequenties hiervan (kunnen) zijn.
Inmiddels heeft de CRvB een nieuwe uitspraak over dit thema gedaan. Lees voor de actuele visie van Schulinck de opinie: “Speelt de financiële situatie van ouders een rol bij eigen kracht/? Van 14 juli 2021”
In de uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2019:2362) gaat het om een jeugdige met een autisme spectrum stoornis en fysieke problemen. Als gevolg van deze problematiek heeft hij onder andere voortdurend aansturing en hulp nodig bij dagelijkse handelingen en moet hij gereguleerd worden bij zijn dagelijkse agressieve buien. De moeder verzorgt deze aansturing als de jeugdige thuis is. De moeder werkt niet. Volgens de moeder heeft ze haar baan opgezegd om voor de jeugdige te kunnen zorgen. Ze vraagt een pgb voor de ‘bovengebruikelijke’ hulp die ze aan haar kind biedt. Het college heeft die aanvraag afgewezen.
De Rechtbank Rotterdam oordeelt dat een voorziening vanuit de Jeugdwet niet nodig is, aangezien de moeder de nodige hulp zelf kan bieden. Het feit dat de moeder meer zorg moet verlenen dan bij een kind zonder beperking het geval zou zijn maakt dit niet anders. Daarbij is niet gebleken dat er financiële problemen in het gezin zijn of dat de moeder een gedwongen keuze tussen een betaalde baan en het bieden van hulp aan haar kind heeft moeten maken.
Wat vindt de CRvB?
De CRvB oordeelt dat uit het onderzoek van de gemeente is gebleken dat de moeder de hulp en ondersteuning die de jeugdige nodig heeft verleent, dat zij dit aankan en dat het gezin in balans is. Volgens de CRvB is niet gebleken dat de door de moeder geboden hulp redelijkerwijs niet van haar kan worden verwacht. Haar enkele stelling dat ze moe is en financiële druk ervaart is hiervoor onvoldoende. De CRvB is dus, net als de Rechtbank Rotterdam, van oordeel dat de gemeente geen jeugdhulp hoeft in te zetten voor de zorg die de moeder zelf biedt. Voor de vraag of de eigen mogelijkheden toereikend zijn, verwijst de CRvB naar de parlementaire geschiedenis van de Jeugdwet. Daaruit volgt onder andere dat als de jeugdige en zijn ouders zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden, een voorziening niet nodig is.
In welke mate mag rekening worden gehouden met de financiële positie van ouders?
Een belangrijke vraag die in deze casus wordt opgeworpen is of de financiële positie van een gezin een rol speelt bij de beoordeling van een hulpvraag tot jeugdhulp. En of ‘financiële kracht’ dus een onderdeel is van ‘eigen kracht’. Ik vind het jammer dat de CRvB deze uitspraak niet aangrijpt om hier een principieel oordeel over te geven. Zeker nu de Jeugdwet geen concrete handvaten biedt en er in de praktijk op (zeer) verschillende manieren uitleg wordt gegeven aan het beginsel van ‘eigen kracht’.
De financiële positie van een gezin is volgens de CRvB een onderdeel van ‘eigen kracht’
Na (intensieve) bestudering van deze (korte) uitspraak van de CRvB denk ik dat we de conclusie mogen trekken dat de financiële positie van een gezin volgens de CRvB een onderdeel is van ‘eigen kracht’. De CRvB overweegt immers dat (onder andere) onderzoek is gedaan naar het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen en dat geconstateerd is dat het gezin in balans is. Daarbij oordeelt de CRvB dat het feit dat de moeder financiële druk ervaart onvoldoende reden is om een pgb toe te kennen.
In welke mate de CRvB vindt dat rekening mag worden gehouden met de financiële positie van een gezin is voor mij echter niet duidelijk. Op basis van deze (casuïstische) uitspraak trek ik in ieder geval niet de conclusie dat de CRvB vindt dat gemeenten van ouders mogen verlangen dat ze (deels) stoppen met werken (zolang ze dan nog een aanvaardbare financiële positie hebben). De CRvB heeft (vooralsnog) ‘enkel’ geoordeeld dat in deze situatie, waarin de moeder uit eigen beweging haar baan heeft opgezegd en het gezin geen financiële problemen heeft, de moeder de hulp die nodig is zelf kan bieden. Een aanvullende voorziening vanuit de Jeugdwet ter compensatie daarvan is in die situatie niet vereist.
Aanvullende onderzoeksvragen voor eigen kracht
Gelet op deze uitspraak kunnen we denk ik wel al iets verder invullen hoe beoordeeld moet worden of ouders voldoende ‘eigen kracht’ hebben om het probleem zelf op te lossen. Daarvoor zouden onderstaande vragen kunnen worden beoordeeld:
- Is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden?
- Is de ouder beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?
- Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?
- Ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden?
Als al deze vragen bevestigend worden beantwoord hoeft de gemeente geen jeugdhulp (al dan niet in de vorm van een pgb) in te zetten. In dat geval hebben ouders immers volgens de CRvB voldoende ‘eigen kracht’ om de problematiek van de jeugdige zelf op te lossen.
Vooral over onderdeel b en d kunnen discussies worden gevoerd. In de casus van de CRvB had de moeder zoals aangegeven haar baan al opgezegd en was ze dus fulltime beschikbaar om de nodige zorg te leveren. De vraag is natuurlijk hoe geoordeeld zou zijn als de moeder wel nog zou werken. Zou de overheid dan van haar mogen verlangen dat zij (deels) stopt met werken, omdat de financiële situatie dat toelaat? Een andere vraag is hoe wordt vastgesteld of er financiële problemen ontstaan. Moet dat worden bepaald aan de hand van NIBUD normen zoals sommige gemeenten doen of zijn andere berekeningen op zijn plaats? En mag je van ouders verlangen dat ze kleiner of goedkoper gaan wonen of hun uitgavepatroon aanpassen om zo te zorgen dat dat ze geen financiële problemen hebben? Vroeg of laat zal een dergelijke situatie aan (de hoogste) rechters worden voorgelegd. Ik ben benieuwd hoe daar dan over geoordeeld wordt.
Herbeoordeling pgb’s sociaal netwerk
Gemeenten kunnen met deze uitspraak in de hand in ieder geval dus nog eens kritisch naar hun cliënten met een pgb voor sociaal netwerk kijken. Hoe vervelend de uitkomst voor gezinnen ook kan zijn, gemeenten hebben op basis van deze uitspraak van de CRvB naar mijn mening de juridische grondslag om in voorkomend geval pgb’s voor het sociale netwerk af te wijzen.