Vorige maand bracht de Kinderombudsman een rapport uit. Zij schreef dit rapport in reactie op de klacht van jeugdige Marleen. Marleen woonde in een gesloten instelling. Anders dan haar leeftijdsgenoten, ontving ze geen kleed-of zakgeld van haar ouders. Marleen had geen geld om kleren te kopen en voelde zich daardoor een uitzondering. Zij meldde dit probleem een paar keer bij de Gecertificeerde Instelling (GI) en bij de jeugdhulpinstelling. Deze verwezen naar elkaar en schakelden de verantwoordelijke gemeente niet in. De Kinderombudsman vindt de klacht van Marleen terecht. Zij vindt dat dit soort zaken beter moeten worden geregeld. Niet alleen voor Marleen, maar voor alle jeugdigen in een vergelijkbare situatie. In deze opinie ga ik in op wat deze conclusie betekent in de praktijk. Is de gemeente verplicht om zak-en/of kleedgeld te betalen?

Ouders moeten jeugdigen financieel onderhouden

Een recht op zak-of kleedgeld bestaat niet in Nederland. Wel is het zo dat ouders verplicht zijn om voor het levensonderhoud van hun kinderen te zorgen. Dit betekent dat ze hun kind bijvoorbeeld voldoende kleding moeten geven. Het is uiteindelijk aan de ouders zelf hoe ze deze plicht invullen. Ze kunnen de kleding zelf kopen of hun kind kleedgeld geven. Deze onderhoudsplicht geldt ook als de kinderen niet meer thuis wonen. Ook als jeugdigen op basis van een kinderbeschermingsmaatregel uit huis zijn geplaatst, hebben de ouders nog steeds een onderhoudsplicht.

Maar hoe zit het nu als de ouders van uithuisgeplaatste kinderen deze kosten niet kunnen betalen? Of als er geen ouders meer in beeld zijn? In die gevallen moet de gemeente deze kosten soms als bijzondere kosten betalen. De jeugdige moet dan op basis van een kinderbeschermingsmaatregel geplaatst zijn in een instelling voor jeugdhulp. Mijn collega schreef eerder een opinie over de zorgplicht van gemeenten ten aanzien van deze bijzondere kosten.

Ook als jeugdigen op basis van een kinderbeschermings-maatregel uit huis zijn geplaatst, hebben de ouders een onderhoudsplicht

Zak-en kleedgeldplicht?

Maar welke kosten zijn nu precies bijzonder? De gemeenten bepalen dat in principe zelf. Is dat terecht?

In artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind staat dat ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en verzorging van hun kind. Zij moeten zorgen voor een levensstandaard die past bij de ontwikkeling van het kind. De staat moet de ouders helpen om dit recht te realiseren. Als daar behoefte aan is moet de staat voorzien in programma’s voor ondersteuning op vooral het gebied van voeding, kleding en huisvesting (artikel 27 IVRK). Wonen kinderen niet meer thuis, dan moet een kind extra bescherming van de staat krijgen (artikel 20 IVRK).

Woont een jeugdige niet thuis, dan moeten de ouders dit soort kosten dus nog wel betalen. Gaat dat nu echt niet, dan moet de gemeente ingrijpen. En daarbij kan het dan niet zo zijn dat de ene gemeente de kleding betaalt en dat de andere gemeente dat niet doet. Situaties zoals die van Marleen moeten worden voorkomen.

Gaat het om jeugdigen die op basis van een machtiging in een jeugdhulpinstelling zitten, dan zijn gemeenten naar mijn idee dus verplicht om dit soort bijzondere kosten te betalen. Helemaal als het om de kosten voor kleding gaat. Deze kosten staan immers nadrukkelijk in het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind genoemd.

Afspraken met Gecertificeerde Instellingen

De Kinderombudsman adviseert gemeenten om over de vergoeding van zak- en kleedgeld concrete afspraken met GI’s en jeugdhulpinstellingen te maken. De GI’s zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen. Gemeenten kunnen op dit moment nog zelf bepalen welke afspraken ze met de GI’s maken over de vergoeding van bijzondere kosten. Naar mijn mening moeten er in ieder geval afspraken worden gemaakt over welke kosten als bijzonder gelden. Er kunnen daarover dan geen onduidelijkheden bestaan. Daarna kunnen concrete afspraken worden gemaakt over hoe de gemeenten deze kosten, zoals bijvoorbeeld die voor kleding, betaalt.

Jeugdhulpinstellingen zijn geen partij bij dit soort afspraken. Ook zijn zij niet direct verantwoordelijk voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel. Anders dan de Kinderombudsman in het rapport schrijft, lijkt mij dan ook dat de gemeente geen afspraken met de jeugdhulpinstellingen hoeft te maken. Wel is het belangrijk dat de instellingen op de hoogte zijn van de afspraken tussen de gemeente en de GI. Zij kunnen de jeugdigen dan immers goed informeren en eventueel doorverwijzen.

Een landelijke regeling

Volgens de Kinderombudsman moet er een landelijke regeling komen voor de financiering van zak-en kleedgeld. Deze regeling moet gelden voor jeugdigen die op basis van een kinderbeschermingsmaatregel in een jeugdhulpinstelling wonen en het geld niet van hun ouders  krijgen. De vergoeding van deze bijzondere kosten is dan in alle gemeenten hetzelfde.

Een landelijke regeling lijkt mij een goed idee. Ik vraag mij alleen wel af of er dan niet beter een landelijke regeling voor de vergoeding van alle bijzondere kosten kan komen. Ook voor de vergoeding van andere bijzondere kosten is er nu immers geen landelijk beleid. Daarnaast vind ik dat het niet zou moeten gaan om een speciale zak-en kleedgeldregeling. Het is beter om een vergoedingsplicht voor onder meer kleding uit te werken. Je laat het dan aan de gemeenten over om te beoordelen of dat in de vorm van kleedgeld moet. Ouders maken een vergelijkbare beslissing immers ook voor hun kinderen.

Altijd op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen en uitspraken in het sociaal domein? Neem dan nu een abonnement op onze online kennisbank Schulinck Jeugd.