Ouders, kinderen (ook schoonfamilie) en stiefouders hebben een onderhoudsverplichting. Dat betekent dat zij er onderling voor verantwoordelijk zijn dat de kosten van levensonderhoud kunnen worden betaald. In deze opinie licht ik de onderhoudsplicht van de ouders ten opzichte van hun minderjarige en jongmeerderjarige kinderen uit. Daar ontstaan in de praktijk namelijk nog wel eens discussies over op het moment dat kinderen uit huis geplaatst zijn. Soms hebben gemeenten dan een verantwoordelijkheid en gemeenten kunnen hier naar mijn mening nog beter uitvoering aan geven.

De juridische ouder is onderhoudsplichtig ten aanzien van zijn kind. Als een minderjarige bij de eigen ouders woont is er in dit kader niet veel aan de hand. De ouders verzorgen de minderjarige, betalen zijn kosten (denk aan kleding, sport, vakanties etc) en ontvangen een (gedeeltelijke) vergoeding van de overheid hiervoor (kinderbijslag). Als de minderjarige niet meer thuis woont kan er onduidelijkheid ontstaan over wie financieel verantwoordelijk is voor de minderjarige. De ouders ontvangen dan niet altijd kinderbijslag, omdat zij niet voldoen aan de door de SVB gestelde vereisten. Maar, bepaalde kosten (denk bijvoorbeeld aan onderwijskosten, zorgkosten, zakgeld etc) blijven gewoon doorlopen. Deze kosten moeten dus ook betaald worden als een kind (noodgedwongen) niet meer thuis woont.

Zorgplicht gemeente

Uitgangspunt is dat de ouders verantwoordelijk zijn en blijven voor deze kosten; los van de vraag of zij wel of geen kinderbijslag ontvangen en los van de vraag waar de kinderen wonen. In de praktijk komt het echter voor dat ouders deze kosten niet kunnen of niet willen betalen en dat de kosten ook niet op hen verhaald kunnen worden als het kind uithuisgeplaatst is. Het gaat dan bijvoorbeeld om situaties waarin ouders al langere tijd uit beeld zijn, overleden zijn of niet in staat zijn om aan hun financiële verplichtingen te voldoen.

In internationale wetgeving is bepaald dat kinderen die niet in hun eigen gezin kunnen wonen extra bescherming van de overheid krijgen (artikel 20 IVRK). Dat betekent naar mijn mening dat de gemeenten noodzakelijke kosten voor kinderen die uit huis geplaatst zijn en die niet verhaald kunnen worden op de ouders, moeten betalen. De gemeenten hebben in deze situaties dus een extra zorgplicht. Het kan immers niet zo zijn dat op het moment dat niemand enige bijdrage doet voor het kind, het kind dan maar geen aansprakelijkheidsverzekering heeft of niet mee kan gaan op schoolreisje. Om maar wat op te noemen.

De VNG heeft samen met Jeugdzorg Nederland, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het ministerie van Veiligheid en Justitie een factsheet gemaakt waarin richtlijnen zijn opgenomen voor hoe gemeenten aan deze extra zorgplicht uitvoering kunnen geven.

Hierin wordt geadviseerd aan de hand van de volgende criteria te bepalen of dergelijke ‘bijzondere kosten’ vergoed moeten worden:

  1. De kosten zijn noodzakelijk en bijzonder;
  2. Er is sprake van een voogdijmaatregel of de jeugdige is onder toezicht gesteld en op grond van een machtiging uit huis geplaatst;
  3. Voor deze kosten kan geen vergoeding op grond van een andere regeling worden verstrekt;
  4. De kosten zijn redelijkerwijs niet te verhalen op de onderhoudsplichtige ouders.

Het is de taak van gemeenten om budgettair ruimte te creëren voor het vergoeden van deze ‘bijzondere kosten’. Daarvoor hebben ze ook de middelen gekregen vanuit de integratie-uitkering Sociaal Domein. Voor jeugdigen in een pleeggezin bestaat overigens een bijzondere regeling: de pleegvergoeding.

“Duidelijke afspraken voorkomen miscommunicatie tussen de gemeente en de GI”

Afspraken met Gecertificeerde instellingen

Ik adviseer gemeenten afspraken te maken met de GI’s over de vergoeding van deze bijzondere kosten. Zij zijn immers de organisatie die de kinderbeschermingsmaatregel uitvoert en dus als eerste geconfronteerd zal worden met kosten voor deze kinderen. Naar mijn mening wordt in de huidige contracten vaak onvoldoende rekening gehouden met deze bijzondere kosten. Indien het probleem zich dan voordoet, is onduidelijk wie wat moet regelen en vooral: wie moet wat betalen. Duidelijke afspraken voorkomen miscommunicatie tussen de gemeente en de GI en zorgen er voor dat de minderjarige niet tussen wal en schip valt. De maandelijkse kosten blijven per slot van rekening gewoon doorlopen en ook kinderen die uit huis zijn geplaatst, hebben wel eens nieuwe kleding en dergelijke nodig.

Kosten toch verhalen op ouders?

Hiervoor heb ik aangegeven dat gemeenten voor uithuisgeplaatste kinderen een extra zorgplicht hebben als de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen. Het komt voor dat ouders echter wel de mogelijkheden hebben om de kosten van de kinderen te betalen (bijvoorbeeld als ze wel nog kinderbijslag ontvangen). De gemeente staat dan echter vaak met de rug tegen de muur, aangezien zij te weinig verhaalsmogelijkheden hebben op deze ouders. Alleen als een jongmeerderjarige een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet heeft de gemeente een verhaalsmogelijkheid op de ouders. Dat is wat mij betreft te beperkt. Verder kan alleen het kind zelf een procedure tegen de ouder beginnen, maar dat gebeurt (om begrijpelijke redenen) bijna niet.

Ik zou het daarom toejuichen als gemeenten wel rechtstreeks verhaal kunnen halen op deze onderhoudsplichtige ouders of bij de rechter kunnen afdwingen dat zij bepaalde kosten voor hun rekening nemen. Uiteindelijk horen de kosten immers bij de ouders thuis.