We zien op onze helpdesk dat meerdere gemeenten met vragen rondlopen over hun inrichting van de vroegsignalerings- en intakefase schuldhulpverlening. De praktijk blijkt er vaak anders uit te zien dan wat omschreven staat in de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Er wordt geworsteld met vragen over het ontstaansmoment van de aanvraag en het moment waarop een beschikking afgegeven moet worden. Moet je altijd na het eerste gesprek een beschikking afgeven? Wat als je meerdere gesprekken nodig hebt voor de intake? En als een derde partij naar aanleiding van een vroegsignaleringssignaal aan de voordeur een gesprek over schulden voert met een inwoner, hoe zit het dan? Hoog tijd om de nieuwe wettelijke kaders van dit proces eens helder op een rijtje te zetten.

Het proces dat de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) vanaf 1 januari voorschrijft als basis voor de vroegsignalerings- en intakefase van schuldhulp is eenvoudig. Het bestaat uit vier stappen:

  1. een inwoner vraagt om hulp, of de gemeente ontvangt een vroegsignaleringssignaal;
  2. gemeente en inwoner maken een concrete afspraak voor een eerste gesprek, of de gemeente nodigt een inwoner uit voor een eerste gesprek;
  3. het voeren van het eerste gesprek (moment ontstaan aanvraag);
  4. afgeven toelatingsbeschikking met plan van aanpak, of afgeven weigeringsbeschikking*.

De hoofdregel: aanvraag = beschikken

De hoofdregel is dat je altijd moet beschikken op een aanvraag. Dus alleen als er geen aanvraag is, mag je de beschikking achterwege laten. De inwoner is degene die bepaalt of er een aanvraag is. Omdat een aanvraag vormvrij is, is het niet nodig dat de inwoner schriftelijk een aanvraag indient, ook als hij enkel mondeling aangeeft dat hij schuldhulp wil is er sprake van een aanvraag.

De inwoner bepaalt tijdens het eerste gesprek of er een aanvraag is

In de Wgs is het eerste gesprek waarin de schriftelijke of mondelinge hulpvraag wordt vastgesteld, het moment van de aanvraag. Gelet op de vaak kwetsbare positie waarin mensen met schulden zitten, is de hulpvraag volgens de Memorie van Toelichting eenvoudig en zonder eisen. Zodra duidelijk is dat de inwoner hulp wil bij het oplossen van schulden, is er een hulpvraag.

Tijdens het eerste gesprek is er daarom in principe altijd meteen sprake van een aanvraag waarop je moet beschikken. Alleen als de klant tijdens dit eerste gesprek aangeeft dat hij al voldoende geholpen is, en dat hij geen verdere schuldhulp nodig heeft, is er toch geen sprake van een aanvraag schuldhulpverlening**.

Concreet betekent dit dat er alleen in de volgende situaties ???? sprake is van een aanvraag:

  • als je tijdens het eerste gesprek antwoord kan geven op de vragen van de inwoner en de inwoner aangeeft dat hij daarmee voldoende geholpen is, of;
  • als je de inwoner kan doorverwijzen naar een derde partij (die niet namens de gemeente inwoners helpt bij hun schulden) en de inwoner aangeeft dat hij daarmee voldoende geholpen is.

De inwoner bepaalt of er een aanvraag is

Als na het eerste gesprek nog een extra gesprek nodig is

Ook als één gesprek niet voldoende is voor de intake, is het startpunt van de aanvraag toch dat eerste gespreksmoment. Vanaf de eerste keer dat je de inwoner spreekt is er sprake van een aanvraag, en moet er een beschikking met plan van aanpak volgen. Een andere uitleg volgt niet uit de wet. Hetzelfde geldt voor een vervolggesprek waarin verdere informatie en advies wordt gegeven. Zo’n beschikking kan gelukkig wel heel eenvoudig zijn, zie hierover ook de opinie van mijn collega Jenny Vlemmings: https://www.schulinck.nl/opinie/schuldhulp-tips-voor-een-praktisch-plan-van-aanpak

Vroegsignalering: een uitnodigingsgesprek wordt snel een eerste gesprek

De vroegsignaleringstaak van de gemeente is qua omvang een flinke, qua inhoud is het dat niet. De opdracht is dat de gemeente een inwoner een eerste gesprek aanbiedt op het moment dat er een vroegsignaleringssignaal binnenkomt. Veel gemeenten hebben een team of een derde partij die met de signalen aan de slag gaat om inwoners in een persoonlijk gesprek uit te nodigen voor dat eerste schuldhulpgesprek met de gemeente. Dat werkt immers veel beter dan een onpersoonlijke brief. Zo’n kort gesprekje kan echter gemakkelijk overgaan naar een gesprek waarbij het daadwerkelijk gaat over de schuldsituatie van de inwoner en zijn behoefte aan hulp. Op dat moment is er echter niet langer sprake van een vroegsignaleringsgesprek, maar van een eerste gesprek. Dat betekent dat er op dat moment dus een aanvraag schuldhulpverlening is, en dat op dat moment ook al de beslistermijnen gaan lopen voor het afgeven van de beschikking.

Conclusie

Het bovenstaande laat zien dat het belangrijk is dat je als gemeente duidelijke keuzes maakt in je vroegsignalerings- en intakefase schuldhulpverlening. Bij vroegsignalering is een vlotte doorstroom de sleutel. Het is niet erg als een vroegsignaleringsgesprek uiteindelijk een eerste gesprek wordt, wel is het belangrijk dat de inwoner meteen daarna doorgezet wordt naar schuldhulpverlening voor de beschikking en het plan van aanpak. Als de processen goed op elkaar afgestemd zijn, is het geen enkel probleem om de beslistermijn voor de beschikking (8 weken vanaf het eerste gesprek) te halen. Bij de intakefase is een gedegen eerste gesprek een goede methode om korte vragen of relatief simpele problemen meteen boven tafel te krijgen en op te pakken. Een goed begin is het halve werk. Zeker bij schuldhulpverlening.

 

* Als de klant na het eerste gesprek nog graag verdere hulp wil bij het oplossen van zijn schulden

** Tip: het is aan te raden om de inwoner te vragen om schriftelijk te bevestigen dat hij geen verdere schuldhulp nodig heeft.