Terugvorderen van een bijstandsuitkering blijft een vak apart. Op onze juridische helpdesk worden er veel vragen gesteld over dit onderwerp. Maatwerk is en blijft bij uitvoering van de Participatiewet belangrijk. Reden om hier in deze opinie op in te gaan.

Verplichting of bevoegdheid tot terugvordering

Een veelvoorkomend misverstand is dat het terugvorderen van een bijstandsuitkering altijd een verplichting is. Terugvordering is alleen een verplichting wanneer er sprake is van schending van de inlichtingenplicht. En er sprake is van een ten onrechte of een te hoog bedrag aan ontvangen bijstandsuitkering. In alle overige gevallen is er sprake van een bevoegdheid. Het college kan terugvorderen, maar is dit niet verplicht. Wat betekent dat voor de besluitvorming? In het besluit moet een belangenafweging staan. Dus waarom er over is gegaan tot terugvordering. Het is goed om in het terugvorderingsbesluit te schrijven dat wel of niet is gebleken van specifieke individuele omstandigheden. Welke omstandigheden wel of geen redenen zijn om wel of niet van volledige of gedeeltelijke terugvordering af te zien.

Een veelvoorkomend misverstand is dat het terugvorderen van een bijstandsuitkering altijd een verplichting is.

Wanneer vorder je niet terug?

In de volgende gevallen mag niet worden teruggevorderd:

  • Als er geen sprake is van verplichte terugvordering en de zes-maanden jurisprudentie is van toepassing.
  • Als verrekening mogelijk is en er is verrekend.
  • Als er sprake is van een dringende reden om van terugvordering af te zien. Zie artikel 58 lid 8 Participatiewet
  • Bij een aanvullend recht op bijstand. Dat gedeelte mag niet worden teruggevorderd.


Zes-maanden jurisprudentie

De zes-maanden jurisprudentie houdt het volgende in. Het college mag niet terugvorderen voor zover een terugvordering betrekking heeft op bedragen die zijn betaald meer dan zes maanden na de ontvangst van ‘een signaal’ van de uitkeringsgerechtigde. Van belang is dat het college die de Participatiewet uitvoert dan uit dit signaal had moeten afleiden dat ten onrechte of te veel uitkering wordt betaald. Een signaal is bijvoorbeeld wanneer een uitkeringsgerechtigde op het inlichtingenformulier tijdig en correct wijzigingen doorgeeft die van invloed zijn op het recht op bijstand. De zes-maanden jurisprudentie geldt niet bij schending van de inlichtingenplicht.

Verrekenen

Als een belanghebbende inkomsten heeft ontvangen over een periode waarin bijstand is verleend, kan het college die inkomsten verrekenen. Deze bevoegdheid is opgenomen in artikel 58 lid 4 Participatiewet. Verrekenen betekent hier ‘het alsnog in mindering brengen op de bijstand’. De verrekeningsbevoegdheid wordt niet beschouwd als terugvordering.

Wanneer een uitkeringsgerechtigde (in bezwaar) alsnog aannemelijk maakt dat er over een periode wel recht op bijstand bestaat, wordt over die periode niet teruggevorderd. Behalve als het gaat om gegevens die niet zijn ingeleverd en de opschortingsprocedure is gevolgd.

Bijvoorbeeld bij een verzwegen partner met inkomsten onder de bijstandsnorm waardoor er boven op die inkomsten alsnog een aanvullend recht op bijstand bestaat.

Dringende reden

Wanneer er sprake is van een dringende reden kan ook bij de verplichting tot terugvordering worden afgezien van terugvordering. De rechters zijn tot nu toe streng ten aanzien van het criterium dat dan geldt: ‘sociale of financiële onaanvaardbaarheid’. Als het college in de individuele situatie goed motiveert waarom er sprake is van een dringende reden, is afzien van terugvordering en toepassen van de menselijke maat wel degelijk mogelijk.  Zie ook de annotatie van mr. Kim Brummans bij CRvB 9-2-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:281.

Aanvullend recht

Wanneer een uitkeringsgerechtigde (in bezwaar) alsnog aannemelijk maakt dat er over een periode wel recht op bijstand bestaat, wordt over die periode niet teruggevorderd.

Afzien van terugvordering en de menselijke maat

Het college heeft ook bij verplichte terugvordering mogelijkheden om niet terug te vorderen. Als er sprake is van een dringende reden, kan het college besluiten om de uitkering niet terug te vorderen. Een goede motivering is daarbij wel nodig om willekeur te voorkomen en in verband met de controlerisico’s. De wetgever verwacht van het college een terugvorderingsbeleid te hanteren dat een effectieve bijdrage levert aan adequate fraudebestrijding. Zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3 p. 23.

Daarnaast is het al vanaf 15 november 2021 mogelijk voor het college om mee te werken aan minnelijke schuldregelingen met finale kwijting. Zie ook de vierde nota van wijziging bij de verzamelwet SZW 2022 en gemeentenieuws SZW 2021-07. Dit geldt voor fraudeschulden waarbij geen opzet of grove schuld in het spel is. Dit is dan afzien van invordering en niet van terugvordering. In een terugvorderingsbesluit staat dat er een bedrag wordt teruggevorderd en de termijn waarbinnen dat bedrag moet worden betaald. Pas nadat een terugvorderingsbesluit is genomen en het bedrag niet wordt betaald binnen de gestelde termijn kan invordering plaatsvinden. Invordering bestaat uit alle handelingen die zien op het daadwerkelijk innen van de vordering. Zoals bijvoorbeeld een aanmaning of dwangbevel.

Altijd op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen en uitspraken in het sociaal domein? Neem dan nu een abonnement op onze online kennisbank Schulinck Participatiewet.

Snel een goed antwoord op juridische vragen over de Participatiewet? Dat kan via onze helpdesk! Daar staan onze gespecialiseerde juristen graag voor u klaar, zodat u met een juridisch gemotiveerd antwoord verder kunt.