Zodra de Omgevingswet in werking treedt, ontstaat er een omgevingsplan van rechtswege. Het omgevingsplan bevat algemene regels van de gemeente voor de fysieke leefomgeving. Kort door de bocht: het omgevingsplan is een uitgebreidere versie van het huidige bestemmingsplan. Het wordt onder meer aangevuld met verordeningsbepalingen.
Het omgevingsplan van rechtswege bestaat uit een zogenoemd tijdelijk deel en een nieuw deel. Het nieuwe deel vormt in feite het definitieve omgevingsplan waar gemeenten tot 2029 naartoe mogen werken; het tijdelijke deel moet gedurende deze transitieperiode worden omgezet naar het nieuwe deel.

Tijdens de transitieperiode staat de tijd natuurlijk niet stil. Iemand kan de gemeente vragen om medewerking te verlenen aan een ontwikkeling die niet past binnen het omgevingsplan. Een van de mogelijkheden om dit mogelijk te maken is door een postzegel-omgevingsplan vast te stellen. Dat is een omgevingsplan voor een specifieke locatie. Het postzegel-omgevingsplan is in feite een nieuw stukje definitief omgevingsplan.

In deze opinie sta ik stil bij de vraag hoe een postzegel-omgevingsplan zich in de transitieperiode verhoudt tot eventuele lokale verordeningen waarin ook regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. Meer concreet: is het in de transitieperiode noodzakelijk om in een postzegel-omgevingsplan regels op te nemen over de fysieke leefomgeving die in de lokale verordeningen staan?

Tijdelijk deel omgevingsplan

Het tijdelijk deel van het omgevingsplan (artikel 22.1 Omgevingswet) bestaat kortgezegd uit de volgende onderdelen:

  1. Ruimtelijke regels;
  2. de bruidsschat;
  3. gemeentelijke erfgoedverordening;
  4. gemeentelijke geurverordening; en
  5. gemeentelijke verordening afvoer regen- en grondwater.

Voor de beantwoording van de vraag die centraal staat in deze opinie moeten we duiden op welke besluiten het eerste onderdeel ziet. Het gaat dan om het huidige instrumentarium om gronden te voorzien van een bestemming: de huidige bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen, beheersverordeningen, exploitatieplannen, voorbereidingsbesluiten en inpassingsplannen.

Lokale verordeningen in de transitieperiode

Onder het tijdelijk deel van het omgevingsplan vallen dus de gemeentelijke geurverordening, de gemeentelijke erfgoedverordening en de gemeentelijke verordening afvoer regen- en grondwater. Andere gemeentelijke verordeningen met regels over de fysieke leefomgeving, zoals de APV, vallen niet onder het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Deze zijn feitelijk tot 2029 zelfstandige toetsingskaders (artikel 22.4 Omgevingswet juncto artikel 122 Gemeentewet). Als de gemeenteraad hier toch regels over wil stellen (met betrekking tot de fysieke leefomgeving), dan moeten die opgenomen worden in het nieuwe deel van het omgevingsplan (artikel 2.1 Omgevingsbesluit).

Postzegel-omgevingsplan en lokale verordeningen in de transitieperiode

Als de gemeente gedurende de transitieperiode tot 2029 een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk wil maken via een postzegel-omgevingsplan, dan vervallen voor die locatie alle geldende bestemmingsregels uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan, behalve eventuele voorbereidingsbesluiten (artikel 22.6 Omgevingswet). Dat betekent dat als onderdeel van het vaststellingsbesluit van het postzegel-omgevingsplan de regels en de bestemming voor de desbetreffende locatie, zoals nog opgenomen in (bijvoorbeeld) een bestemmingplan uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan, moeten vervallen. Aan het nieuwe postzegel-omgevingsplan zullen deze regels dus toegevoegd moeten worden.

Met andere woorden: om ervoor te zorgen dat het bij ontwikkelingen in de transitieperiode helder is welke regels van toepassing zijn, moet bij elk besluit tot vaststelling van het definitieve omgevingsplan (een postzegel-omgevingsplan is zoals gezegd een stukje definitief omgevingsplan) worden aangegeven of regels voor die locatie uit het tijdelijke omgevingsplan komen te vervallen.

De verordeningen die onder het tijdelijke deel van het omgevingsplan vallen en de bruidsschat vervallen niet en blijven van kracht. Dat geldt ook voor eventuele in het nieuwe deel van het omgevingsplan opgenomen lokale verordeningen en voor lokale verordeningen die nog nergens in het omgevingsplan zijn verwerkt. Wel geldt onverkort de resultaatverplichting uit artikel 2.4 Omgevingswet, namelijk dat het geheel aan regels dat voor een locatie geldt in ieder geval een evenwichtige toedeling van functies aan locaties tot gevolg moet hebben. Ook moet voldaan worden aan de instructieregels van het Rijk (Besluit kwaliteit leefomgeving) en de provincie (omgevingsverordening).

Bij het vaststellen van een postzegel-omgevingsplan hoeft dus niets gedaan te worden met de regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving uit lokale verordeningen. Regels die geen betrekking hebben op de fysieke leefomgeving staan niet in het (tijdelijke of definitieve) omgevingsplan en zullen ook van kracht blijven, omdat zij een zelfstandig afwegingskader vormen. Deze hoeven niet opnieuw vastgesteld te worden voor de ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt met het postzegel-omgevingsplan.

Vrijwillig meenemen regels fysieke leefomgeving uit lokale verordeningen in postzegel-omgevingsplan

Als de gemeente toch regels uit lokale verordeningen die zien op de fysieke leefomgeving mee wil nemen in het postzegel-omgevingsplan, dan is dat mogelijk. De gemeente moet dan wel rekening houden met het volgende.

Regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving uit lokale verordeningen, die niet in het tijdelijke deel van het omgevingsplan staan (en een zelfstandig afwegingskader vormen), zullen in de verordening via een wijzigingsbesluit (ter zake van de verordening) in een zogenaamde reikwijdtebepaling moeten worden opgenomen. Hierin moet aangegeven worden welke artikelen niet van toepassing zijn binnen het plangebied. Dat plangebied wordt in een bijlage bij de verordening opgenomen. Als een verordening in zijn geheel wordt overgeheveld naar het omgevingsplan, moet deze worden ingetrokken. Daarnaast zullen de regels opgenomen moeten worden in het postzegel-omgevingsplan en via het vaststellingsbesluit van dit plan moeten worden geëffectueerd.

Als de gemeente besluit om in een postzegel-omgevingsplan regels uit lokale verordeningen op te nemen, die in het tijdelijke deel van het omgevingsplan staan, dan zal in het wijzigingsbesluit moeten worden aangegeven welke nieuwe regels worden toegevoegd aan het (definitieve) omgevingsplan en welke regels uit het tijdelijk deel komen te vervallen.

Regels die geen betrekking hebben op de fysieke leefomgeving zullen in beide gevallen van kracht blijven, tenzij de gehele verordening wordt ingetrokken.

Bij het vaststellen van een postzegel-omgevingsplan hoeft dus niets gedaan te worden met de regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving uit lokale verordeningen.

Conclusie

Concluderend kan gesteld worden dat het in de transitieperiode niet noodzakelijk is om in een postzegel-omgevingsplan regels over de fysieke leefomgeving die in de lokale verordeningen staan op te nemen. Als de gemeente dit wel wil doen, zal ze duidelijk in haar besluiten moeten aangeven waar welke regel vervalt en waar hij wordt toegevoegd. Het is aan te bevelen om een register bij te houden van alle wijzigingen om het overzicht te kunnen bewaren.

In onze kennisbank Schulinck Omgevingsrecht is een thema gewijd aan de transitieperiode: van tijdelijk omgevingsplan naar definitief omgevingsplan. Hiermee helpen we je op weg als je vragen hebt over de transitieperiode. Voor hulp bij een concrete casus biedt onze helpdesk uitkomst!