De inkomstenvrijlating op grond van de Participatiewet is bedoeld om mensen met een bijstandsuitkering te stimuleren om (meer) te gaan werken. Het doel is om de afhankelijkheid van uitkeringen te verminderen en uiteindelijk volledig te beëindigen. Door een deel van de inkomsten uit werk niet in mindering te brengen op de bijstandsuitkering, ontstaat een financiële prikkel om werk te accepteren en te behouden. Momenteel geldt een vrijlating van 25%, voor maximaal 6 maanden (artikel 31, lid 2 onder n Participatiewet).

In de Participatiewet in balans wordt de huidige inkomstenvrijlating aangepast. In de toelichting op het wetsvoorstel wordt gesproken over een bijverdienregeling. Een nieuwe term in de Participatiewet.

Op grond van het nieuwe artikel 34a Pw worden inkomsten uit arbeid niet met de bijstandsuitkering verrekend voor personen die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit geldt voor een periode van maximaal 12 maanden, en voor 15% van de inkomsten per maand, als de gemeente vindt dat dit bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

De doelgroep van de bijverdienregeling

Met de nieuwe bijverdienregeling wordt afscheid genomen van de leeftijdsgrens van 27 jaar. Ook jongeren onder de 27 jaar komen nu in aanmerking voor vrijlating van inkomsten uit werk.

Voorwaarde voor de bijverdienregeling is dat deze pas kan worden toegepast als het inkomen van de bijstandsgerechtigde lager of gelijk is aan de bijstandsnorm.

Hiermee wordt de huidige uitvoeringspraktijk naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2021:2146) buitenspel gezet. Volgens de CRvB moet, als iemand al bijstand ontvangt en inkomsten boven de bijstandsnorm heeft, eerst worden vastgesteld hoe hoog het inkomen is na toepassing van de inkomstenvrijlating. Daarna moet worden bekeken of het resultaat van die berekening lager is dan de bijstandsnorm. Zie ook de opinie die mijn collega Denise daar eerder over schreef: Inkomstenvrijlating – Schulinck

De formulering van de vrijlating van inkomsten uit arbeid wijzigt daarom van “Niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend” naar “Inkomsten uit arbeid worden niet met de algemene bijstand verrekend”. Deze nieuwe formulering, van niet gerekend tot niet verrekend, biedt de grondslag om alleen de vrijlating toe te passen als het volledige inkomen onder de bijstandsnorm ligt.

Duur en verlenging van de bijverdienregeling

De huidige inkomstenvrijlating kan maar één keer worden toegepast, voor een maximale periode van 6 maanden. De nieuwe bijverdienregeling geldt in beginsel voor 12 maanden. Ook als iemand in die periode verschillende banen heeft of zelfs periodes geen werk heeft. Het nieuwe artikel 34a Pw geeft de gemeente de ruimte om de regeling te beëindigen bij het einde van een dienstbetrekking. Bij de start van een nieuwe dienstbetrekking kan opnieuw worden beoordeeld of de bijverdienregeling het juiste instrument is. Na afloop van de 12 maanden kan de gemeente de regeling ook verlengen voor een zelf te bepalen periode, zolang dit blijft bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

Bijdragen aan arbeidsinschakeling

De nieuwe bijverdienregeling verandert niets aan het uitgangspunt dat deeltijdarbeid de arbeidsinschakeling bevordert. Toch blijft staan dat het toepassen van de bijverdienregeling naar het oordeel van de gemeente moet bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de persoon. Wanneer draagt deeltijdwerk dan niet bij aan arbeidsinschakeling?

In de rechtspraak wordt bevestigd dat de vrijlating is bedoeld om mensen uit de bijstand te helpen, niet om tijdelijk of onzeker werk te ondersteunen. Als de baan geen vaste werkgelegenheid biedt, heeft de vrijlating geen nut en zorgt het alleen voor een tijdelijke verbetering van het inkomen zonder blijvend resultaat. De gemeente moet per persoon kijken naar het soort werk en hoe lang het duurt. Als de gemeente vindt dat het werk geen realistische kans biedt op volledige uitstroom, kan dit reden zijn om de vrijlating niet toe te passen. Bijvoorbeeld bij tijdelijke klusjes zonder kans op groei. Een vrijlating bij voortzetting van dezelfde reeds jarenlange verrichte deeltijdarbeid draagt ook niet bij aan arbeidsinschakeling (ECLI:NL:CRVB:2015:1470, ECLI:NL:CRVB:2017:1552) .

De vrijlating kan niet achteraf, bijvoorbeeld bij uitstroom, worden toegepast, en ook niet als belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden door de inkomsten uit werk niet te melden. Het college moet vooraf beoordelen of de werkzaamheden bijdragen aan de arbeidsinschakeling (ECLI:NL:CRVB:2018:4312, ECLI:NL:CRVB:2020:1803, ECLI:NL:CRVB:2022:1844).

De regering lijkt deze standpunten uit de rechtspraak te volgen. In de memorie van toelichting staat: “Het is uiteindelijk aan de gemeente om te beoordelen of in de individuele situatie de deeltijdarbeid aan de arbeidsinschakeling bijdraagt. De situatie kan zich echter voordoen dat sprake is van bijvoorbeeld een te beperkte bijdrage. Denk aan de situatie dat de bijstandsgerechtigde gezien zijn mogelijkheden meer arbeid zou kunnen verrichten dan via de door hem gekozen deeltijdarbeid. In die gevallen zou toepassing van de bijverdienregeling averechts werken. Op gelijke wijze is de gemeente niet gehouden de regeling toe te passen op niet of te laat gemelde inkomsten”.

De beoordeling per individueel geval door de gemeente blijft daarom essentieel.

Altijd individueel beoordelen

Hoewel de bijverdienregeling een nuttig instrument kan zijn om arbeidsinschakeling te stimuleren, kunnen er situaties zijn waarin het niet doelmatig is om deze toe te passen. In gevallen waarin werk geen duurzaam perspectief biedt, of de prikkel geen extra effect heeft, kan het gerechtvaardigd zijn om de vrijlating niet toe te kennen. De beoordeling per individueel geval door de gemeente blijft daarom essentieel.

 

 

Schulinck Participatiewet

Heeft u behoefte aan ondersteuning bij het uitvoeren van de Participatiewet? Schulinck Participatiewet is een handige online kennisbank, speciaal voor gemeenten.