Op 18 oktober zijn de Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens en het Besluit koopkrachttegemoetkoming lage inkomen in werking getreden. De regering heeft een eenmalige extra uitkering ter beschikking willen stellen aan minima in de vorm van een koopkrachttegemoetkoming. Mensen met een minima-inkomen hebben volgens de wetgever extra last van ongewenste effecten van de bezuinigingsmaatregelen en lastenverzwaringen om de overheidsfinanciën op orde te brengen. De koopkrachttegemoetkoming voor minima brengt het koopkrachtbeleid meer in evenwicht, aldus de wetgever.

Relatie met de WWB

De koopkrachttegemoetkoming voor lage inkomens is een eenmalige extra uitkering binnen de WWB (artikel 36a WWB). Het betreft een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat zij een inkomen hebben tot ten hoogste 110% van het sociaal minimum, ongeacht de bron van inkomsten. De WWB is in beginsel van toepassing op de verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming. Bij de verstrekking wordt dan ook zo veel mogelijk aangesloten bij de WWB-systematiek. Dit blijkt onder andere uit:

  • de inlichtingen- en medewerkingsplicht gelden voor een belanghebbende;
  • het college kan een bewijsopdracht opdragen aan een belanghebbende;
  • het college kan gebruik maken van de opschortings- en intrekkingsprocedure bij niet nakomen van de inlichtingenplicht of medewerkingsplicht;
  • het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij niet nakoming van de inlichtingenplicht.

Een aantal onderdelen van de WWB is voor de verstrekking van een koopkrachttegemoetkoming expliciet niet nodig en is daarom niet van toepassing. Denk hierbij aan de verplichting tot arbeidsinschakeling, de tegenprestatie en een aantal uitsluitingsgronden (zie artikel 36a lid 3 WWB).

Verder is van belang dat de koopkrachttegemoetkoming voor de bijstand niet als middel in aanmerking wordt genomen aangezien de koopkrachtegemoetkoming is vrijgelaten op grond van artikel 31 lid 2 WWB onderdeel w WWB. Ook geldt er geen vermogenstoets. Dit is niet als voorwaarde opgenomen voor het recht op de koopkrachttegemoetkoming in artikel 36a WWB, ondanks dat artikel 34 WWB van toepassing is. Hierin is opgenomen wat wel en niet als vermogen in aanmerking wordt genomen.
De koopkrachttegemoetkoming is op grond van artikel 46 lid 2 WWB niet vatbaar voor beslag. De koopkrachttegemoetkoming is niet belast.

Aanvraag en vaststelling

Het college moet het recht op een koopkrachttegemoetkoming op (schriftelijke) aanvraag of ambtshalve vaststellen. Het college is vrij over te gaan tot ambtshalve verstrekking aan belanghebbenden die tot de doelgroep behoren, als de relevante inkomensgegevens al bij het college bekend is. Voor belanghebbenden die tot de doelgroep behoren en die niet ambtshalve bij het college bekend zijn, moet duidelijk zijn op welke wijze de koopkrachttegemoetkoming kan worden verkregen. Het college is verplicht regels bekend te maken over de wijze van aanvraag van een tegemoetkoming die niet ambtshalve wordt verstrekt.

Het college moet aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36a WWB een koopkrachttegemoetkoming toekennen. Daarbij heeft het college geen ruimte zelf nadere voorwaarden te stellen aan het recht op een koopkrachttegemoetkoming.

De peildatum voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de koopkrachttegemoetkoming is 1 september 2014. September geldt eveneens als peilmaand voor de bepaling van de hoogte van het inkomen, èn voor de bepaling of het inkomen niet meer bedraagt dan 110% van de desbetreffende bijstandsnorm. Wanneer binnen het kalenderjaar 2014 de koopkrachttegemoetkoming moet worden uitbetaald is aan de gemeente om te bepalen.

Klijnsma heeft het startschot gegeven voor de campagne “koopkrachttegemoetkoming”. Benadrukt wordt door SZW dat goede voorlichting aan de burgers essentieel is in dit kader. U heeft naast de grote wetswijzigingen die er op stapel staan voor 1 januari en waarover u uw burgers ook goed dient te informeren dus nog een taak erbij!