In den lande speelde de vraag of het toegestaan was om  bij collectief vervoer naast het zonetarief een eigen bijdrage op te leggen voor het gebruik van het collectief vervoer. De CRvB heeft op 19 oktober 2016 geoordeeld dat het vragen van eigen bijdrage naast de commerciële ritprijs is toegestaan bij het collectief vervoer (CRvB 19-10-2016, nr. 14/2104 WMO).

In de betreffende uitspraak beschikte cliënt over een kortingspas waarmee hij een lager tarief aan de regiotaxivervoerder betaalde (de ritbijdrage). De te betalen ritbijdrage was gekoppeld aan de kosten van het regulier openbare vervoer per bus. Het aantal declarabele zones, vermenigvuldigd met het tarief per zone, werd vervolgens elke vier weken door de regiotaxivervoerder aan de gemeente gezonden ter controle, waarna inning plaatsvond door het CAK. Cliënt betaalde dus een ritbijdrage (gelijk aan de kosten van het reguliere openbare vervoer) en een eigen bijdrage op grond van de Wmo.

Als tegenargument werd gebruikt dat de ritbijdrage reeds als eigen bijdrage moet worden aangemerkt. Eveneens werd aangegeven dat personen met beperkingen niet meer kosten kwijt mogen zijn dan de kosten van het openbaar vervoer. De CRvB heeft mijns inziens terecht geoordeeld dat voor deze argumenten geen steun in de wet kan worden gevonden. Ik verwacht dat dit onder de Wmo 2015 niet anders zal zijn.

Uit de wet en de uitspraak volgen wel nog een aantal punten waarmee de gemeente rekening moet houden bij het doorgeven van te betalen kosten aan het CAK in verband met het opleggen van de eigen bijdrage.

Cliënt betaalde dus een ritbijdrage (gelijk aan de kosten van het reguliere openbare vervoer) en een eigen bijdrage op grond van de Wmo

1. De eigen bijdrage mag niet hoger zijn dan kostprijs

De eigen bijdrage mag niet meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening. Onder kostprijs wordt overeenkomstig het taalgebruik de prijs verstaan, waarvoor de gemeente de voorziening heeft ingekocht bij de aanbieder of leverancier en de daarin begrepen onderhoudskosten. In casu moet volgens de CRvB onder de kostprijs worden verstaan de resterende kosten van de gemeente voor het collectief vervoer na aftrek van:

    1. eventuele subsidies (bijv. bijdrage door de provincie); en
    2. de ritbijdrage van de reiziger.

Er is nog geen duidelijkheid over de overige kosten zoals kosten van het beheerbureau en het callcenter. Deze kosten zijn mijns inziens onlosmakelijk verbonden aan de toegekende voorziening “collectief vervoer” en mogen mijns inziens worden meegerekend bij de vaststelling van de kostprijs. Dit even los van de vraag of het praktisch mogelijk is om deze kosten mee te nemen bij het berekenen van de eigen bijdrage.

2. De gemeente moet inzichtelijk hebben gemaakt dat aan punt 1. is voldaan

De gemeente kan de kostprijs berekenen door uit een te zetten wat de voor de gemeente resterende kosten zijn per declarabele zone. Van de totale kosten moeten de reizigersbijdrage en eventueel ontvangen subsidies (van de provincie) in mindering worden gebracht. De uitkomst van deze berekening is de maximale hoogte aan eigen bijdrage per zone die de gemeente mag opleggen in het kader van de Wmo 2015.

Dit zegt natuurlijk nog niks over de daadwerkelijk te betalen eigen bijdrage door de cliënt. De eigen bijdrage wordt vervolgens opgelegd door het CAK conform de wettelijke bepalingen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het gemeentelijk beleid. Indien de cliënt bijvoorbeeld een eigen bijdrage voor Wlz-verblijf verschuldigd is, dan mag de eigen bijdrage op grond van de Wmo 2015 niet worden opgelegd.