Geregeld speelt bij gemeenten de vraag of de gemeente op grond van de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening moet verstrekken aan een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Bij de beantwoording van deze vraag moet mijns inziens een onderscheid worden gemaakt tussen opvang en de andere maatwerkvoorzieningen.

Opvang

Eind 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een duidelijke uitspraak gedaan op het gebied van de afbakening bij opvang. Uit de uitspraken van de CRvB van eind 2015 volgt dat niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvangvoorzieningen van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) of de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (VenJ) voor opvang in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Gemeenten zijn bevoegd om een verzoek om opvang op grond van de Wmo 2015 van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, af te wijzen op de grond dat de noodzaak om opvang te bieden ontbreekt, aangezien er sprake is van een voorliggende voorziening (CRvB 26-11-2015, nr. 15/4189 WMO, CRvB 26-11-2015, nr. 14/5442 WMO, en CRvB 26-11-2015, nr. 14/4389 WMO).

Voor opvang geldt het volgende sluitend stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling:

  • Gemeenten
    Verantwoordelijk voor opvang aan (artikel 1.2.1 Wmo 2015 juncto artikel 1.2.2 Wmo 2015):
    • Ingezetenen van Nederland;
    • Rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen.
  • Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
    Verantwoordelijk voor opvang aan niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen

Andere maatwerkvoorzieningen

Voor de andere maatwerkvoorzieningen kunnen we niet teruggrijpen naar de hierboven genoemde CRvB-uitspraken. Deze uitspraken zien namelijk alleen op het verstrekken van opvang. Voor de vraag of niet rechtmatigin Nederland verblijvende vreemdelingen  in aanmerking kunnen komen voor andere maatwerkvoorzieningen dan opvang, moet gekeken worden in de wettekst Wmo 2015 én andere jurisprudentie.

Artikel 1.2.2 lid 1 Wmo 2015 bepaalt dat een vreemdeling slechts in aanmerking kan komen voor een maarwerkvoorziening indien hij rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8 onderdeel a t/m e en l van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: VW 2000). Uitgeprocedeerde asielzoekers vallen niet onder deze doelgroep. Zij komen dan ook in beginsel niet in aanmerking voor maatwerkvoorzieningen (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p. 129, zie ook bijvoorbeeld CRvB 21-08-2013, nr. 10/7109 WMO). Ik zeg in beginsel omdat de Europese verdragen of internationale verdragen een verplichting kunnen opleggen aan het college om toch een maatwerkvoorziening te verstrekken. Een voorbeeld is artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Wil een cliënt op grond van deze bepaling in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening, dan moet er sprake zijn van kwetsbaar persoon, die in het bijzonder recht op bescherming heeft op grond van artikel 8 EVRM. Dit wordt in de jurisprudentie niet snel aangenomen.

Conclusie

Gelet op het voorgaande komt een uitgeprocedeerde asielzoeker in beginsel niet in aanmerking voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015. Hierop is een uitzondering mogelijk indien er sprake is van een kwetsbaar persoon in de zin van artikel 8 EVRM. Deze uitzondering geldt echter niet voor opvang. Niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen kunnen nooit aanspraak maken op opvang op grond van de Wmo 2015, omdat er een voorliggende voorziening is in de vorm van opvangvoorzieningen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor opvang in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL).