Een dikke week geleden is de internetconsultatie adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind gesloten. Er zijn 65 reacties gegeven op het conceptwetsvoorstel, waaronder ook een reactie van Schulinck.

Twee elementen uit die reactie wil ik u hier presenteren. Een betreft onze twijfels bij de noodzaak van dit wetsvoorstel. Een ander element betreft verduidelijking van de reikwijdte van het advies op een paar punten.

1. Is dit wetsvoorstel wel nodig?

Het wetsvoorstel beoogt (onder meer) gemeenten in staat te stellen hun regierol bij schuldhulpverlening beter te vervullen. In veel reacties wordt geopperd dat dit doel op een andere en betere manier kan worden bereikt. Daarbij wordt onder meer gedacht aan samenwerking tussen gemeenten en beschermingsbewindvoerders.

Schulinck heeft in zijn reactie geen eigen voorstel gedaan om gemeenten in staat te stellen hun regierol bij schuldhulpverlening beter te vervullen. Wel hebben wij ons afgevraagd of gemeenten hun regierol metterdaad vorm zullen geven middels het uitbrengen van adviezen. Wij vermoeden dat het met het uitbrengen van adviezen op basis van het voorliggende wetsvoorstel niet zo’n vaart zal lopen. Een belangrijk argument daarvoor is dat het uitbrengen van advies (uitvoerings)kosten voor de gemeente met zich brengt, die niet door het rijk worden vergoed. Maar er is een tweede argument. Het lijkt er namelijk op dat gemeenten thans niet interveniëren in reeds uitgesproken schuldenbewinden. Zullen zij dan wel middels het adviesrecht hun invloed doen gelden op de instelling van schuldenbewinden? En dan is er nog een argument. Adviezen kunnen weliswaar leiden tot een vermindering van de uitgaven uit het gemeentelijke budget voor bijzondere bijstand en dat kan een motivatie zijn om adviezen uit te brengen, maar daar staat tegenover dat gemeenten hun uitgaven voor bijzondere bijstand al lijken te kunnen verminderen door zelf de dienst beschermingsbewind aan te bieden. Tegen het aanbieden van de dienst beschermingsbewind hoeft uit oogpunt van de Mededingingswet geen bezwaar te bestaan, zie het besluit van 25 juli 2018 van de ACM, zaaknummer ACM/18/032801 (Groningen). Kortom: drie argumenten om op zijn minst flink te twijfelen aan het gebruik van het nieuwe adviesrecht en evenzoveel argumenten dus om eraan te twijfelen dat het hierboven genoemde doel van het wetsvoorstel – de gemeentelijke regierol vervullen – wordt bereikt.

2. Verduidelijking van de reikwijdte van het advies

De reikwijdte van het advies kan op een paar punten verduidelijkt worden.

In de eerste plaats biedt het wetsvoorstel de gemeente geen mogelijkheid om nadere informatie omtrent de persoonlijke situatie op te vragen. Wij menen dat het goed zou zijn als dit met zoveel woorden in de Memorie van Toelichting wordt opgenomen.

In de tweede plaats rijst voor ons nog een vraag met betrekking tot de situatie waarin de gemeente zelf al de beschikking heeft over medische omstandigheden waarin betrokkene verkeert. Die vraag hangt samen met het gegeven dat artikel 1:431 lid 1 BW twee gronden kent voor het instellen van beschermingsbewind, de zogeheten a-grond en de zogeheten b-grond:

  • a. lichamelijke of geestelijke toestand: betrokkene lijdt aan bijvoorbeeld een (licht) verstandelijke beperking of een psychische aandoening (zoals een persoonlijkheidsstoornis);
  • b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.

Ook in gevallen waarin er behalve problematische schulden – de b-grond – eveneens sprake is van zo’n beperking of aandoening – de a-grond – komt de gemeente voor de vraag te staan of een voldoende behartiging van de (vermogensrechtelijke) belangen van de rechthebbende kan worden bewerkstelligd met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan onderbewindstelling. Zie in dit verband het eerste en het vierde lid van het voorgestelde wetsartikel 1:432a BW. Aan dit gegeven wordt in de Memorie van Toelichting wel aandacht besteed, maar daarbij wordt niet duidelijk gemaakt of het de bedoeling is dat de gemeente in zulke gevallen ook de haar bekende medische omstandigheden betrekt in haar advies, of dat zij de beoordeling van medische omstandigheden moet overlaten aan de rechter voor diens beantwoording van de vraag of beschermingsbewind aangewezen is wegens de lichamelijke of geestelijke toestand van betrokkene – de a-grond.

Als er geen noodzaak blijkt te bestaan, dan moeten we dit adviesrecht niet willen.

Tot slot

Wij zijn niet tegen (de strekking van) het wetsvoorstel. Wel hebben wij, behalve verbetervoorstellen, de suggestie gegeven om de noodzaak van het wetsvoorstel beter te motiveren. Als er geen noodzaak blijkt te bestaan, dan moeten we dit adviesrecht niet willen.

Ongetwijfeld zijn er ook allerlei andere manieren om gemeenten in staat te stellen hun regierol bij schuldhulpverlening beter te vervullen. In diverse andere reacties op de internetconsultatie worden ideeën geopperd. Aan de wetgever om te bezien of die ideeën een toereikend alternatief voor de vervulling van de regierol zijn en zo afbreuk doen aan de noodzaak van dit wetsvoorstel. Niet voor niets schrijf ik ‘toereikend’ met cursivering: dit wetsvoorstel zou namelijk best bestaansrecht kunnen hebben als aanvulling op de geopperde manieren om de regierol te vervullen. Maar dan alleen als gemeenten metterdaad aan de slag gaan met het adviesrecht.