Het is mij bij het schrijven van een opinie over schuldhulpverlening nog nooit eerder overkomen dat er zoveel interessante schuldhulpverleningsonderwerpen tegelijk actueel zijn. Twee wetsvoorstellen staan open voor internetconsultatie, er ligt een inventarisatie over knellende wetgeving met wel 50 knelpunten en vlak voor het zomerreces zijn meerdere moties aangenomen die zijn ingediend bij het Algemeen overleg brede schuldaanpak. Ook liggen er nog een aantal reacties van de staatssecretaris en zijn er recent nog enkele kamerbrieven verschenen. Schuldhulpverlening leeft, en dat werd tijd ook! Het onderwerp dat ik in deze opinie oppak gaat over de gewenste reactietermijn voor schuldeisers tijdens de gemeentelijke schuldhulpverlening.

In de aanbevelingen m.b.t. knellende wetgeving wordt het als volgt omschreven: “leg schuldeisers door middel van aanvullende wetgeving een termijn op waarbinnen zij moeten voorzien in een saldo opgave of een bericht of zij al dan niet meewerken aan een schuldregeling. Bij overschrijding van die termijn wordt aangenomen dat de schuldeiser meewerkt, zodat een schuldeiser die bewust niet reageert de doorlooptijd niet meer enorm kan oprekken.”

Een termijn voor saldo opgave

Het eerste deel van de aanbeveling ziet op het voorzien in een saldo opgave. Voor schuldenaren noch schuldeisers ligt vast binnen welke periode zij informatie moeten verstrekken. Via de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening kan de gemeente aan de schuldenaren de verplichting opleggen om binnen een bepaalde periode de gewenste informatie te verstrekken. Sanctie op het niet naleven van deze verplichting kan het einde van de schuldhulpverlening zijn. Voor schuldeisers heeft de gemeente geen enkele mogelijkheid om een reactie af te dwingen, laat staan om een sanctie op te leggen. Zonder de juiste informatie is het lastig om een goed schuldregelingsvoorstel op te stellen en kan een schuldhulpverlener ook niet beoordelen of de vordering juist is. Schuldhulpverlening lost het gebrek aan informatie vaak op met het schatten van de vordering zodat in ieder geval het traject door kan blijven lopen, maar dat is natuurlijk geen ideale methode.

Het vastleggen van een redelijke termijn waarbinnen de schuldeiser moet laten weten wat de hoogte is van zijn vorderingen en, indien gewenst, ook de grondslag van die vordering lijkt mij hier een mooie oplossing. En wellicht dat een sanctie voor het niet geven van de informatie ook een goede stimulans kan zijn om sneller te reageren. In rechtspraak komt meer dan eens voorbij dat vorderingen gematigd worden tot de hoofdsom als de eisende partij zijn administratie niet goed op orde heeft. Wellicht dat het een idee is om deze werkwijze door te trekken als het gaat om het opvragen informatie bij een schuldeiser in het kader van een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject.

Een reactietermijn voor een verzoek schuldregeling

Het tweede deel van deze aanbeveling wordt in een reeds aangenomen motie al de ‘omgekeerde bewijslast’ genoemd en ziet op het geven van een reactie op een voorstel voor een schuldregeling. De sanctie op het niet reageren binnen de termijn zou dan moeten zijn dat de schuldeiser instemt met de aangeboden schuldregeling. De staatssecretaris heeft in een schriftelijke reactie al laten weten hoe ze over deze omgekeerde bewijslast denkt. Zij vraagt zich af of het stellen van een termijn wel het meest toegespitste instrument is om het aanwezige probleem aan te pakken. Ze geeft aan dat het huidige stelsel al instrumenten kent voor situaties waarin schuldeisers een schuldregeling tegen willen houden namelijk het dwangakkoord en de Wsnp. Daarom wil ze graag kijken naar de mogelijkheden van een effectieve inzet van deze instrumenten. Hoewel ik me op zich wel kan vinden in de redenering van de staatssecretaris, snap ik dat het voor de praktijk veel prettiger zou zijn als zij mogelijkheden krijgen om lastige schuldeisers ‘aan te pakken’ die laagdrempeliger zijn dan de thans bestaande instrumenten.

Staatssecretaris: Is reactietermijn wel beste instrument om probleem aan te pakken?

Als het gaat om fraudevorderingen ligt het probleem bij het niet kunnen meewerken met een schuldregeling. De staatssecretaris geeft aan dat de gemeente in dit kader een dubbelrol heeft als zowel schuldhulpverlener als schuldeiser. “Mede om deze vorm van belangenverstrengeling te voorkomen, is binnen het huidige stelsel de beslissing of een partij afstand dient te doen van zijn recht op algehele afbetaling bij een onafhankelijke rechter belegd.” Met deze redenering heb ik op één punt moeite. Als de ‘schuldeiser’ en de ‘schuldhulpverlener’ het erover eens zijn dat een schuldregeling met kwijtschelding de juiste weg is, dan zou het juridisch gezien niet nodig moeten zijn om dat via een dwangakkoord tot stand te brengen.

Conclusie

Vanuit de praktijk is de wens om een reactietermijn voor schuldeisers tijdens het schuldhulpverleningstraject groot. Er gaat niet alleen veel tijd maar ook gemeenschapsgeld verloren als schuldeisers een goed gemeentelijk schuldhulpverleningstraject onnodig vertragen. Er is daarom veel voor te zeggen om mogelijkheden te creëren voor schuldhulpverleners om schuldeisers te dwingen om vlot informatie te verstrekken. Het voorstel om bij overschrijding van de reactietermijn van een schuldregelingsvoorstel uit te gaan van instemming met het voorstel gaat mij, hoe handig het voor de praktijk ook kan zijn, echter toch iets te ver.