Steeds meer Nederlandse huishoudens - waaronder ook bijstandsgerechtigden - houden zich bezig met cryptocurrencies en investeren er ook daadwerkelijk in. Cryptocurrencies (crypto) is een verzamelnaam voor virtuele munten. Een van de bekendste is de bitcoin. De waarde van deze virtuele munten fluctueren sterk; zo lag de koers van de bitcoin het afgelopen jaar ongeveer tussen € 1.200 en € 15.000. In deze bijdrage zet ik uiteen hoe in de praktijk om te gaan met bijstandsgerechtigden die crypto bezitten. 

Bezit crypto

Als een belanghebbende crypto heeft, dan zijn dat middelen waarover hij kan beschikken (artikel 31 lid 1 eerste volzin Participatiewet). Crypto vertegenwoordigen immers een waarde in het economisch verkeer, kunnen ten alle tijden te gelde worden gemaakt en een belanghebbende heeft de mogelijkheid om dit geld feitelijk te kunnen aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Met de waarde van crypto moet rekening worden gehouden bij de vaststelling van het vermogen (artikel 34 lid 1 Participatiewet). Onder de waarde moet dan worden verstaan de actuele waarde van de desbetreffende digitale munt. Zowel bij aanvang van de bijstand als tijdens de bijstandsverlening moet een belanghebbende op grond van de inlichtingenplicht inzage geven in (de actuele waarde van) crypto die hij bezit. Het college kan een belanghebbende om bewijsstukken vragen. Crypto worden verhandeld via speciale accounts; hiervan kan belanghebbende transactieoverzichten laten zien waarop de transacties en saldi te zien zijn.

Waardevermeerdering 

Waardevermeerdering van crypto tijdens de periode waarin bijstand wordt verleend, leidt tot een stijging van het vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 1 Participatiewet (vergelijk CRvB 24-05-2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT6676 (waardevermeerdering aandelen)). Dit vermogen telt mee bij de vermogensvaststelling en is dus niet vrijgelaten op grond van artikel 34 lid 2 onderdeel c Participatiewet. Alleen voor zover een waardestijging het gevolg is van door belanghebbende tijdens bijstand gedane stortingen in het crypto-account, moet de waardestijging buiten beschouwing blijven. Tijdens de bijstand gespaarde gelden zijn immers vrijgelaten op grond van artikel 34 lid 2 onderdeel c Participatiewet. Een waardevermeerdering van vermogen moet gemeld worden bij het college. Dit klinkt simpel, maar dat is het in de praktijk niet. De waarde van crypto kunnen immers per dag of zelfs per seconde heel erg sterk stijgen (en uiteraard ook dalen). Er is geen specifiek wettelijk voorgeschreven werkwijze hoe hier in het licht van de vermogensvaststelling in de Participatiewet tegenaan moet worden gekeken. Het is in ieder geval geen werkbare situatie dat een belanghebbende dagelijks de waarde van zijn crypto moet doorgeven aan het college. Vanuit praktische overweging zou het college ermee kunnen volstaan dat een belanghebbende die crypto bezit, in het kader van zijn inlichtingenplicht, de actuele waarde hiervan aan het einde van iedere maand doorgeeft middels een mutatieformulier én gedurende de maand als door de waardevermeerdering de vermogensgrens van artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt overschreden. 

Waardevermeerdering van crypto tijdens de periode waarin bijstand wordt verleend, leidt tot een stijging van het vermogen

In het geval dat door de waardestijging van de crypto de vermogensgrens van artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt overschreden, vervalt het recht op bijstand met ingang van de dag waarop het resterend vrij te laten vermogen wordt overschreden.

Handel in crypto

Een bijzondere situatie kan zich voordoen wanneer een belanghebbende actief handelt in crypto. Van actieve handel in vermogensbestanddelen is mijns inziens sprake als de handel het normale, actieve vermogensbeheer te buiten gaat. Handel in crypto is dan een vorm van inkomstenverwerving en is dan aan te merken als werkzaamheden die op geld waardeerbaar zijn. Dit betekent mijns inziens dat de inkomsten uit de handel in crypto moeten worden aangemerkt als inkomsten in de zin van artikel 32 Participatiewet en dus in mindering worden gebracht op de bijstand (vergelijk CRvB 2-1-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:7 (inkomsten uit poker)). Belanghebbende zal hierover verantwoording moeten afleggen middels een deugdelijke en verifieerbare boekhouding met ondersteunende bewijsstukken.

Herkomst middelen crypto-account

Bezit een belanghebbende crypto dan is het raadzaam om de herkomst van de middelen waarmee het crypto-account gevoed is, goed te onderzoeken. Een crypto-account kan namelijk ook gevoed worden op niet-bancaire wijze middels naamloze prepaid creditcards of via transacties afkomstig van derden. Kan de herkomst van de middelen waarmee het crypto-account gevoed is onvoldoende worden getraceerd, dan kan mogelijk het recht op bijstand niet worden vastgesteld.

Overige aspecten

Ten slotte nog de vraag of het college aan een belanghebbende de verplichting kan opleggen om zijn crypto te verkopen. Het antwoord hierop is nee. De wetgever heeft het college in artikel 55 Participatiewet de mogelijkheid gegeven om verplichtingen op te leggen die individueel bepaald zijn, echter moeten deze strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel verband houden met de aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of strekken tot vermindering of beëindiging van de bijstand. Een verplichting om crypto te verkopen, gaat de bevoegdheid van artikel 55 Participatiewet te buiten; het college kan immers geen bestedingsverplichting opleggen ten aanzien van het spaargeld van een belanghebbende.