Veel gemeenten hebben in hun beleidsregels opgenomen dat zij een schuldhulpverleningstraject tussentijds kunnen beëindigen als de belanghebbende nieuwe schulden maakt. De vraag is of alle schulden die tijdens een schuldhulpverleningstraject binnenkomen ook aan te merken zijn als ’nieuwe’ schulden, die een beëindiging van het traject rechtvaardigen. De Raad van State heeft zich in januari voor het eerst over deze vraag gebogen.

In de casus die werd voorgelegd had het college de schuldhulpverlening van een belanghebbende onder andere beëindigd omdat hij drie verschillende nieuwe schulden had gemaakt. Het college had dit (net als vele andere gemeenten) uitdrukkelijk opgenomen in haar beleidsregels als een voorbeeld van de schending van de medewerkingsplicht. De Raad van State oordeelde echter dat geen van de beschreven schulden kon worden aangemerkt als ’nieuwe’ schuld die een grond opleverde voor het college om het schuldhulpverleningstraject te beëindigen. De Raad beoordeelde de drie afzonderlijke schulden als volgt:

Wel of geen nieuwe schulden
Openstaande jaarafrekening bij de energiemaatschappij
Op grond van een budgetbeheerovereenkomst met de gemeente werd het maandbedrag van de energiemaatschappij rechtstreeks uit de bijstandsuitkering van de belanghebbende betaald. De openstaande schuld betrof de jaarafrekening die nog niet door de belanghebbende was voldaan. De Raad overwoog dat voor de jaarafrekening van de energiemaatschappij in het algemeen geldt dat het voor de afnemer van energie niet altijd duidelijk is of hij aan het einde van het jaar geld terug krijgt of moet bijbetalen. Daarom is deze schuld niet aan te merken als een nieuwe schuld.

Schuld bij de zorgverzekeraar
De echtgenote van de belanghebbende heeft een schuld bij de zorgverzekeraar in verband met niet betaalde zorgpremies. De Raad oordeelde dat deze schuld is aangegaan door de echtgenote zelf en daarom niet kan worden aangemerkt als een nieuwe schuld van de belanghebbende.

Terugvordering toeslagen door belastingdienst
Omdat de echtgenote van de belanghebbende geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, vorderde  de Belastingdienst de reeds ontvangen huur- en zorgtoeslag terug. De Raad overwoog hierover het volgende: de Belastingdienst vordert toeslagen terug die voor de start van het schuldhulpverleningstraject zijn ontstaan. Daarbij is de reden voor de terugvordering niet gelegen in het handelen of stilzitten van de belanghebbende na de start van het schuldhulpverleningstraject. Ook deze schuld kan niet worden aangemerkt als nieuwe schuld.

Wanneer is een nieuwe schuld wel een goede beëindigingsgrond?
Uit het bovenstaande kan het volgende worden afgeleid. Op grond van de medewerkingsplicht mag een belanghebbende  geen nieuwe schulden aangaan. Deze verplichting rust slechts op hem gedurende het schuldhulpverleningstraject, omdat de medewerkingsplicht alleen tijdens het traject kan worden opgelegd. Ook moet de belanghebbende bij het aangaan van een nieuwe schuld een actieve of een bewust passieve rol hebben gespeeld.

Als een college het aangaan van een nieuwe schuld wil gebruiken om een schuldhulpverleningstraject te beëindigen, dan zal zij dus het ontstaan van de schuld onder de loep moeten nemen. Er zullen vervolgens twee vragen moeten worden beantwoord:

  1. Is er sprake zijn van een actieve of bewust passieve rol van de belanghebbende bij het laten ontstaan van de schuld?
  2. Heeft deze actieve of bewust passieve rol van de belanghebbende plaatsgevonden tijdens het schuldhulpverleningstraject?

Het college zal beide vragen positief moeten beantwoorden voordat zij een lopend traject kan beëindigen op grond van het aangaan van nieuwe schulden. Bij de drie schulden uit de casus kon het college deze vragen niet positief beantwoorden en dus was er geen sprake van nieuwe schulden op grond waarvan de schuldhulpverlening kon worden beëindigd. Een schuldhulpverlener van de gemeente zal dus alert moeten zijn! Niet iedere schuld die tijdens een lopend schuldhulpverleningstraject binnenkomt kan worden aangemerkt als een nieuwe schuld die een schending van de medewerkingsplicht inhoudt.