Niet alleen schonk in 2014, traditiegetrouw, de natuur ons allen haar decemberkou; ook zette de Rechtbank Midden-Nederland een rechtzoekende in de spreekwoordelijke kou.* De justitiabele had beroep ingesteld tegen de beëindiging van gemeentelijke schuldhulpverlening. Ongetwijfeld tot zijn verrassing gaf de Rechtbank blijk van een wat kortreikende toetsing aan het criterium van procesbelang.

De rechter toetst ambtshalve of belanghebbende wel procesbelang heeft. Dat op zich is geen verrassing. Echter, de wijze waarop de Rechtbank Midden-Nederland tot het antwoord kwam op de vraag naar procesbelang, leidt ertoe dat iemand van wie de schuldhulp is beëindigd doorgaans onvermijdelijk in de kou komt te staan.

De Rechtbank Midden-Nederland constateerde dat de gemeente de schuldeisers van de beëindiging op de hoogte had gesteld en het gespaarde bedrag had uitbetaald aan de schuldeisers, en dat de schuldenaar de afrekening daarvan had ontvangen. De afspraken met de schuldeisers waren hiermee volgens de rechtbank komen te vervallen en daarmee was het schuldhulpverleningstraject beëindigd. Het zou niet meer kunnen herleven. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar met de beroepsprocedure niet kon bereiken hetgeen hij materieel voor ogen had, namelijk het ongedaan maken van de beëindiging van het schuldhulpverleningstraject.

In de praktijk zal het schuldhulpverleningstraject doorgaans onomkeerbaar tot een einde komen na een tussentijdse beëindiging van het recht op gemeentelijke schuldhulpverlening voordat het tot een gerechtelijke procedure komt. Dat betekent doorgaans dus ook dat schuldenaren zo’n beëindiging niet met succes kunnen aanvechten als de Rechtbank Midden-Nederland wordt gevolgd.

Getuige twee uitspraken van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (ABRS) heeft ook de Rechtbank Rotterdam er een handje van om op de wijze van de Rechtbank Midden-Nederland te toetsen aan het criterium van procesbelang. De ABRS komt in die uitspraken, terecht, tot een wat andere benadering en maakt duidelijk dat er wel degelijk belangen zijn die op het spel staan bij (ongedaanmaking van) een beëindiging van het recht op gemeentelijke schuldhulpverlening.** Anders dan de Rechtbank Midden-Nederland voor mogelijk houdt, kan een inhoudelijke rechterlijke beoordeling van een besluit tot beëindiging niet zomaar afketsen op het ontbreken van procesbelang! De spreekwoordelijke kou is gelukkig weer uit de lucht.

De koers van de ABRS betekent dat gemeenten bij het nemen van beëindigingsbesluiten de nodige zorgvuldigheid zullen moeten (blijven) betrachten. En dat is maar goed ook.

*Rb Midden-Nederland 20-11-2014, gepubliceerd op 02-12-2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:5910)
**ABRS 24-12-2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4694) en ABRS 31-12-2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4773)