De rechtbank Rotterdam oordeelde onlangs dat een gemeente terecht schuldhulpverlening had geweigerd aan een belanghebbende die niet bereid was om per direct haar woning te verkopen. Zij had goede redenen om dit uit te stellen tot 1,5 jaar na de aanvraag schuldhulpverlening.

Het ging om het volgende. Een belanghebbende is al 14 jaar eigenaar van een woning. Bij de aankoop van de woning is afgesproken dat de verkoopwinst tot een bepaalde datum zal worden gedeeld met de oorspronkelijke verkoper. De belanghebbende komt echter ruim voor het verstrijken van die termijn in financiële problemen. Omdat zij nog 1,5 jaar wil wachten met de verkoop van de woning, verzoekt zij de gemeente om schuldhulpverlening. Met deze hulp wil zij bereiken dat de hoogte van de schulden niet verder oploopt, zodat zij op termijn bij de verkoop van de woning in staat is om haar schuldeisers volledig te voldoen. Daarbij speelt een grote rol dat haar financiële positie bij een latere verkoop een stuk beter zal zijn, omdat zij de overgebleven verkoopwinst niet hoeft te delen.

Gemeente: geen noodzaak voor schuldhulpverlening

De gemeente wijst haar aanvraag af. Volgens de gemeente ontbreekt de noodzaak voor schuldhulpverlening omdat de belanghebbende zelf in staat is om haar schulden te regelen. Daarbij is in het kader van de medewerkingsplicht in het beleid van de gemeente opgenomen dat de belanghebbende zowel tijdens de aanvraagperiode als tijdens de schuldhulpverlening in ieder geval de bezittingen te gelde moet maken die niet noodzakelijk zijn. De woning is volgens de gemeente niet noodzakelijk. De gemeente is daarom van mening dat de belanghebbende de overwaarde van de woning nu al te gelde moet maken om hiermee haar schuldeisers te betalen. De belanghebbende is echter niet bereid om nu al tot verkoop over te gaan.

Rechtbank: geen noodzaak

De rechtbank oordeelde in deze casus dat de gemeente de aanvraag terecht had afgewezen. De persoonlijke voorkeur van de belanghebbende voor een latere verkoop van de woning brengt immers niet met zich mee dat er een noodzaak bestaat voor de gemeente om over te gaan tot schuldhulpverlening.

Moet de belanghebbende een zeker toekomstig financieel voordeel opgeven?

De vraag die niet wordt beantwoord is de vraag of de gemeente hier niet had kunnen helpen bij het overbruggen van de periode tot de gewenste verkoopdatum van de woning. Is het wel redelijk om van een belanghebbende te vragen om een voorzienbaar groot toekomstig financieel voordeel op te geven voor een snelle afhandeling van de schulden?

Eigen verantwoordelijkheid oplossen schulden

In het beleidsplan en de beleidsregels van deze gemeente (en vele andere) is vastgelegd dat er een grote eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbenden is om zelf met de eigen schuldeisers tot een oplossing te komen. Deze invulling van de integrale schuldhulpverlening acht de rechtbank niet in strijd met de Wgs. Het is ook in lijn met één van de centrale beginselen van het Nederlandse vermogensrecht: de verplichting van de schuldenaar om zijn verbintenissen na te komen. Pas als blijkt dat een belanghebbende zelf niet in staat is om zijn problematische schuldensituatie op te lossen, ontstaat er een noodzaak voor de gemeente om over te gaan tot schuldhulpverlening. De gemeente mag daarbij van een belanghebbende (grote) offers vragen om tot deze oplossing te komen. Hieronder valt, gezien de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, ook het opgeven van een groot toekomstig financieel voordeel.