De Participatiewet introduceert de zogeheten kostendelersnorm. Ook wijzigt de beslagvrije voet. Een en ander heeft gevolgen voor schuldhulpverlening: de berekening van de aflossingscapaciteit verandert.

De aflossingscapaciteit is gebaseerd op de beslagvrije voet. De beslagvrije voet hangt op zijn beurt af van de bijstandsnormen waaronder – binnenkort – de kostendelersnorm.

Overgangsrecht

Voor het zittend bestand, dat wil zeggen bijstandsgerechtigden die op 31 december 2014 recht op bijstand hebben, geldt de kostendelersnorm pas per 1 juli 2015. Dit is geregeld in het overgangsrecht inzake de kostendelersnorm. De nieuwe beslagvrije voet gaat in op 1 januari 2015 en kent geen overgangsrecht (behalve dan dat de gewijzigde beslagvrije voet niet van toepassing wordt op de schuldenaar op wie de Wsnp al van toepassing is, gedurende de periode dat uitvoering wordt gegeven aan de wettelijke schuldsaneringsregeling: artikel XIX Stb. 2014, 269). Voor iedereen (op wie de Wsnp niet al van toepassing is) wordt de beslagvrije voet per 1 januari 2015 afhankelijk van de kostendelersnorm. Ook voor het zittend bijstandsgerechtigdenbestand geldt dat. De beslagvrije voet voor het zittend bestand is dus niet pas per 1 juli 2015 afhankelijk van de kostendelersnorm. Terwijl iemand uit het zittend bestand vanaf 1 januari 2015 dus nog 6 maanden beschikt over bijstand volgens de oude normensystematiek, is de beslagvrije voet voor zo iemand al vanaf 1 januari 2015 gebaseerd op de nieuwe bijstandsnormensystematiek. Voor het berekenen van de beslagvrije voet kunt u dus niet aansluiten bij de bijstandsnorm die hij van januari t/m juni 2015 nog blijft ontvangen.

Lopende overeenkomsten schuldhulpverlening

In de schuldhulpverleningspraktijk worden overeenkomsten gesloten met schuldenaar en met schuldeisers. Worden die overeenkomsten gesloten op of na 1 januari 2015, dan moet de daarin te regelen aflossingscapaciteit eenvoudigweg worden gebaseerd op de van de kostendelersnorm afhankelijk gestelde beslagvrije voet. Voor overeenkomsten die op 1 januari 2015 echter al liepen, kan de wijziging van de berekening van de beslagvrije voet per 1 januari 2015 mogelijk gevolgen hebben: vermeerdering of vermindering van de aan te wenden aflossingscapaciteit. Van belang zijn hier het Burgerlijk Wetboek (zie in het bijzonder de artikelen 6:248 e.v. BW) en de inhoud van de overeenkomsten. De overeenkomsten zijn vaak zo opgesteld dat de schuldeisers akkoord gaan met een ‘prognoseaflossing’. Het uiteindelijke aflossingsbedrag kan dus bijvoorbeeld lager uitvallen – waarmee de schuldeisers op voorhand akkoord gaan. In de schriftelijke afspraken met de schuldenaar is meestal ook iets ingebouwd waardoor een tussentijdse aanpassing van de maandelijkse aflossing mogelijk is. Toch is niet uitgesloten dat de wetswijzigingen per 1 januari 2015 niet zijn ingecalculeerd in overeenkomsten die op dergelijke wijze zijn opgesteld. Ontbinding wegens wanprestatie is dus niet uitgesloten bij feitelijke wijziging van de aflossing, maar evenmin is uitgesloten dat de eisen van redelijkheid en billijkheid maken dat partijen de wijziging van de aflossing voor lief moeten nemen. Al met al kan hier geen eenduidig antwoord worden gegeven.

Naar een nieuwe beslagvrije voet. Vereenvoudiging in een tweetrapsraket.

De berekening van de beslagvrije voet is al ingewikkeld; vanaf 1 januari 2015 wordt die door de invoering van de kostendelersnorm naar mijn mening nog ingewikkelder. Daarom wil ik hier niet onvermeld laten het preadvies van J. Rijsdijk, O.M. Jans en J. Feikema, Naar een nieuwe beslagvrije voet. Vereenvoudiging in een tweetrapsraket, Den Haag 2014. Hoewel dit preadvies op initiatief van de KBvG is uitgebracht, bevat het bijdragen uit de wetenschappelijke wereld, die een objectief beeld geven en nuttige voorstellen tot verbeteringen van het wettelijke stelsel inhouden. Bij de overhandiging van dit preadvies op 30 juni 2014 aan staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft deze toegezegd het goed te zullen bestuderen, samen met zijn collega van SZW. Dat zou volgens hem enige tijd in beslag nemen, al was het maar vanwege de omvang. Vereenvoudiging zou in mijn ogen niet langer moeten uitblijven. Het wachten is dus op wetsvoorstellen vanuit V&J en SZW.