De Wet maatregelen WWB heeft de kostendelersnorm in de Participatiewet geïntroduceerd. De kostendelersnorm is de norm die geldt indien een belanghebbende zijn woning deelt met een of meer meerderjarige personen. Daarbij is het niet relevant of die meerderjarige personen waarmee belanghebbende de woning deelt recht hebben op bijstand. Een interessante vraag voor de uitvoeringspraktijk is of de kostendelersnorm, en daarmee de kostendelersformule, moet worden toegepast  als er minder dan 2 personen zijn die meetellen voor de kostendelersnorm. Het vraagstuk heeft overigens geen gevolgen voor de berekening van de hoogte van de uitkering.

Uitzonderingen op toepassen kostendelersnorm
In artikel 22a lid 4 Participatiewet zijn uitzonderingen opgenomen van personen die niet meetellen bij de berekening van de hoogte van de kostendelersnorm. Het gaat daarbij om de volgende personen:

  1. personen in de leeftijd van 18 tot 21 jaar;
  2. samenwonenden met een commerciële relatie;
  3. studenten.

Situatie
Stel dat een belanghebbende met één meerderjarige persoon in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en dat deze meerderjarige  persoon studeert. Krijgt de belanghebbende dan bijstand met toepassing van artikel 21 onderdeel a Participatiewet (alleenstaande norm) of bijstand met toepassing van de kostendelersbepaling (artikel 22a lid 1 en lid 2 Participatiewet) ?

Kostendelersformule
In artikel 22a lid 1 Participatiewet is de berekening van de kostendelersnorm geregeld.
De kostendelersnorm wordt als volgt berekend:

(40% + A x 30%)
———————— x B
          A

Hierbij staat:
A: voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft  en
B: voor de rekennorm als bedoeld in artikel 22a lid 2 Participatiewet.

Kostendelersnorm wel toepassen
Enerzijds kan – via grammaticale weg – geredeneerd worden dat belanghebbende met één ander meerderjarig persoon in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. Daarmee wordt invulling gegeven aan artikel 22a lid 1, eerste volzin, Participatiewet. Vervolgens regelt artikel 22a lid 4 Participatiewet welke personen niet tot artikel 22a lid 1 Participatiewet worden gerekend, bijvoorbeeld studenten (lid 4, onderdeel d). Artikel 22a lid 4, aanhef zegt: “Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, worden niet gerekend”. Dat lezende zou de – voor sommige ingewikkelde – formule moeten worden toegepast. Daarmee zou factor A in de formule ingevuld moeten worden met 1 en dus niet met 2; de studerende is immers uitgezonderd als meerderjarige persoon die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. Een logische redenering lijkt me, of niet? Belanghebbende ontvangt uiteindelijk 70% van de gehuwdennorm. Het voorgaande zou wellicht anders zijn als artikel 22a lid 4, aanhef Participatiewet als volgt had geluid: “Het eerste lid is niet van toepassing op de belanghebbende:”. In dat geval zou de kostendelersnorm niet van toepassing zijn en had daarmee de formule niet toegepast kunnen worden.

Kostendelersnorm niet toepassen
Anderzijds zou als volgt kunnen worden geredeneerd. Artikel 22a lid 4 Participatiewet zondert een aantal groepen van personen uit die gelden als meerderjarige personen die in dezelfde woning het hoofdverblijf hebben. De conclusie zou dan kunnen zijn dat dan de kostendelersnorm niet van toepassing kan zijn in de situatie als hier besproken. Betekent dat dan de bepaling van artikel 21 onderdeel a Participatiewet, waarin de “gewone” norm geregeld is, van toepassing is? Mij lijkt van niet. Dat artikel is volgens mij uitsluitend van toepassing indien de bijstandsgerechtigde niet met een of meer meerderjarige personen de woning deelt; het gaat daarbij mijns inziens om de “echte” alleenwonende alleenstaande(ouder). Gelet op de wetssystematiek ben ik van opvatting dat daarom invulling gegeven moet worden aan artikel 22a Participatiewet; er zijn meerderjarige personen die in dezelfde woning het hoofdverblijf hebben en vervolgens wordt vastgesteld dat in artikel 22a lid 4 een uitzondering is opgenomen.