Op 14 februari 2017 heeft de CRvB uitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2017:501) met betrekking tot het vaststellen van de draagkracht voor de beoordeling van een aanvraag bijzondere bijstand. Kern van de overweging is dat – ook al kan belanghebbende niet feitelijk over het middel beschikken door beslag – er toch kan worden gesteld dat belanghebbende redelijkerwijs over het middel kan beschikken. Anders zou dit volgens de CRvB leiden tot het indirect verstrekken van bijstand voor schulden in strijd met artikel 13 lid 1 onderdeel g Participatiewet. Ik ben blij dat de CRvB nu definieert dat beslag geen beperking inhoudt van waar belanghebbende redelijkerwijs over kan beschikken in de zin van de Participatiewet. Op deze manier wordt het middelenbegrip zuiver toegepast.

Draagkracht

In deze uitspraak werd bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van beschermingsbewind. Vaststaat dat het hier noodzakelijke bijzondere kosten van bestaan betreft. Het volgende dat dan aan de orde komt, is de beoordeling van de draagkracht van belanghebbende. Daarbij bekijkt het college of belanghebbende de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand aanvraagt, kan voldoen uit de aanwezige middelen. Volgens de beleidsregels kon slechts bijzondere bijstand worden verstrekt voor zover het inkomen van belanghebbende niet hoger was dan 110% van de bijstandsnorm. Hier was volgens het college en de CRvB sprake van een hoger netto-inkomen dan 110% van de bijstandsnorm en dus van voldoende draagkracht om de kosten zelf te betalen.

Middelenbegrip

Hoewel dit niet expliciet uit de tekst van de uitspraak blijkt, breekt de CRvB hier met eerdere jurisprudentie waarin werd gesteld dat belanghebbende niet redelijkerwijs over middelen kon beschikken die, als gevolg van een maatregel als beslaglegging of curatele, niet feitelijk binnen de beschikkingsmacht van belanghebbende lagen (zie: ECLI:NL:CRVB:2006:AV8374 en ECLI:NL:CRVB:2007:BB8262). Nu lijkt het zo te zijn dat de CRvB oordeelt dat beslaglegging niet wil zeggen dat de inkomsten waarop beslag ligt, niet als middel voor de draagkracht in aanmerking kan worden genomen: belanghebbende kan redelijkerwijs beschikken over het inkomen waarop beslag ligt, ook al kan hij er feitelijk niet over beschikken.

Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand werd veelal uitgegaan van het ontbreken van draagkracht in de bijzondere bijstand als gevolg van beslag op het inkomen of als gevolg van een schuldsanering op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (zie ook: ECLI:NL:CRVB:2005:AS5115 en ECLI:NL:CRVB:2005:AS7070) . Hierbij werd – mede door de CRvB – aansluiting gezocht bij de begrippen uit de Faillissementswet en het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering waarmee werd gezegd dat niet over middelen onder beslag of Wsnp-bewind kon worden beschikt. Feitelijk is dat natuurlijk waar, de middelen komen niet in handen van belanghebbende. Daarmee werd naar mijn mening echter voorbij gegaan aan het middelenbegrip in de bijstand.

Geen bijstand voor schulden

Daar voegt de CRvB aan toe dat niet indirect bijstand kan worden verleend voor schulden op grond van hetgeen wordt overwogen in ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318 en ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4769. Hierin zit wel een verschil, te weten dat het in de 2012 en 2013 uitspraak gaat om de beoordeling van bijzondere omstandigheden en in de uitspraak van 14 februari 2017 om de beoordeling van de draagkracht.

Overbodig maar wel logisch dat de CRvB de toevoeging van de uitsluitingsgrond van artikel 13 lid 1 onderdeel g Participatiewet doet. Het in aanmerking nemen van een negatieve component bij het vaststellen van inkomen zou inderdaad de betaling aan schulden compenseren.

Het in aanmerking nemen van een negatieve component bij het vaststellen van inkomen zou inderdaad de betaling aan schulden compenseren.

Dit laatste past natuurlijk niet in het noodzakelijkheidskarakter van de bijstand. 

Conclusie

De CRvB is naar mijn mening de juiste weg ingeslagen door te oordelen dat aan de beschikkingsmacht in de zin van de Participatiewet niet door beslag of schulden wordt beperkt. De wijze waarop middelen moeten worden beoordeeld, behoort te worden bezien op grond van de Participatiewet. Volgt men hierbij de systematiek van de wet, dan kan volgens mij worden volstaan met de verwijzing naar het middelenbegrip in de Participatiewet zonder de uitsluitingsgrond ‘geen bijstand voor schulden’ erbij te halen. Hierdoor wordt ook de omslachtige weg vermeden door te stellen dat schulden niet kunnen worden gewogen bij het bepalen van de draagkracht. Schulden kunnen geen negatief onderdeel zijn van het middel inkomen, schulden worden betaald uit het inkomen.