Jongeren die kunnen studeren zijn vaak uitgesloten van het recht op algemene bijstand. Als een jongere zich willens en wetens niet inschrijft bij een opleiding en zich ook niet meer kan inschrijven, is het dan nog mogelijk hem uit te sluiten van algemene bijstand?

Jongeren van 18 tot 27 die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen en daarvoor studiefinanciering kunnen ontvangen, hebben geen recht op algemene bijstand. Er is ook een groep jongeren die door het Rijk bekostigd onderwijs volgt, maar niet in aanmerking komt voor studiefinanciering, zoals BBL-ers. Als zij nalaten dit onderwijs te volgen hebben ze evenmin recht op algemene bijstand.

Hoe interpreteer je in deze situaties ‘kunnen volgen van onderwijs’? Bij Kluwer Schulinck gaan wij ervan uit dat is vereist dat iemand zich daadwerkelijk kan inschrijven en aanspraak kan maken op studiefinanciering en dat dit in redelijkheid van hem kan worden gevergd. IJkpunt hierbij is het hebben van een startkwalificatie. Over dit aspect schreef ik eerder het opiniestuk ‘Pas vier weken na melding aanvragen. Jongeren in de aangescherpte WWB 2012‘.

Wat ik van u zou willen weten: hoe gaat u om met jongeren van wie het recht op bijstand is beëindigd of van wie de aanvraag is afgewezen omdat ze scholing kunnen volgen? Stel dat ze zich uiteindelijk toch niet inschrijven bij die opleiding en ze komen daarna terug om opnieuw algemene bijstand aan te vragen. Wat doet u dan? Gevoelsmatig zult u zeggen dat ze geen recht hebben op bijstand. Juridisch kan hierover worden getwist.

U kunt de jongere eerst vragen te bewijzen dat hij niet alsnog terecht kan bij een school in een andere plaats of bij een andere studierichting. Toont de jongere aan dat hij zich niet meer kan inschrijven, dan kan hij feitelijk geen onderwijs meer volgen en is de uitsluitingsgrond niet van toepassing. U zou dan nog het standpunt kunnen huldigen dat de bij de eerdere beëindiging of afwijzing toegepaste uitsluitingsgrond doorwerkt.

Naar mijn mening ontbreekt een grondslag voor doorwerking van de uitsluitingsgrond. De jongere kan zich feitelijk niet meer inschrijven. Doorwerking van uitsluitingsgronden is in de WWB niet geregeld. Hier trek ik een parallel met andere uitsluitingsgronden zoals detentie en te lang verblijven in het buitenland. Deze uitsluitingsgronden zijn van toepassing zolang aan de voorwaarden daarvoor is voldaan, en geen dag langer. Verblijft bijvoorbeeld iemand te lang in het buitenland, dan werkt de uitsluitingsgrond ook niet door tot het einde van het jaar en kan bij terugkomst in Nederland weer gewoon recht op bijstand bestaan. Als ik op die manier redeneer, komt bij een nieuwe aanvraag om algemene bijstand geen betekenis meer toe aan het eerdere oordeel dat een jongere onderwijs kan volgen, als hij zich op dat moment niet meer kan inschrijven.

Toch heeft de Rechtbank Noord-Holland onlangs geoordeeld dat indien een jongere leerbaar is, de mogelijkheid had zich in te schrijven voor een opleiding en hiervan verwijtbaar heeft afgezien, de uitsluitingsgrond voor studerende jongeren kan worden toegepast. De rechtbank motiveert zijn oordeel niet verder en gaat evenmin in op de omstandigheid dat de jongere zich niet meer kan inschrijven voor de opleiding. Ook wordt niet duidelijk hoe lang de uitsluitingsgrond kan worden toegepast. Het blijft daarom wachten op een duidelijk oordeel hierover van de Centrale Raad van Beroep.

Oordeelt u dat de uitsluitingsgrond doorwerkt, dan bestaat geen recht op bijstand. Oordeelt u dat de uitsluitingsgrond niet doorwerkt, dan heeft de jongere in principe recht op bijstand. Het afstemmen van bijstand behoort dan tot de mogelijkheden aangezien de jongere heeft nagelaten een beroep te doen op een voorliggende voorziening.

Ik ben erg benieuwd naar uw visie. Hieronder kunt u uw reactie kwijt.