Regelmatig ontvangen wij op onze juridische helpdesk de vraag of de bijstand kan worden opgeschort als een belanghebbende niet verschijnt op oproepen in verband met de arbeidsinschakeling. Het antwoord op deze vraag heeft wat mij betreft altijd al nee geluid: niet opschorten, maar afstemmen. Sinds 1 juli 2013 is hierover door de wijziging van artikel 17 lid 2 Wet Werk en Bijstand (WWB) met enige regelmaat onduidelijkheid over ontstaan voor de uitvoeringspraktijk en zagen veel gemeenten mogelijkheid om de uitkering op te schorten als een belanghebbende niet verscheen op oproepen in verband met de arbeidsinschakeling. Het Wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2017 maakt hier een definitief einde aan. De wetgever stelt voor om de wijziging van 1 juli 2013 weer ongedaan te maken en schrapt het niet verlenen van medewerking aan oproepen in verband met de arbeidsinschakeling definitief uit de medewerkingsplicht.

Wijziging medewerkingsplicht 1 juli 2013

Per 1 juli 2013 is de medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 17 lid 2 WWB gewijzigd.[1] De medewerkingsplicht werd uitgebreid door de toevoeging: het verlenen van medewerking aan oproepen in verband met de arbeidsinschakeling. Veel gemeenten zagen deze wijziging als een verruiming van de bevoegdheid om het recht op bijstand met toepassing van artikel 54 Participatiewet op te schorten en in te trekken. Artikel 54 Participatiewet stelt namelijk dat het college het recht op bijstand kan opschorten indien de belanghebbende voor de verlening van de bijstand van belang zijnde gegevens of bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt of indien de belanghebbende onvoldoende medewerking verleent. Echter de wetgever liet artikel 54 Participatiewet ongewijzigd. De vraag deed zich dan ook voor of met uitbreiding van de medewerkingsverplichting het recht op bijstand opgeschort kon worden als een belanghebbende niet verscheen op oproepen in verband met de arbeidsinschakeling.

Uitspraak Centrale Raad van Beroep (CRvB)

Op 17 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:456) heeft de CRvB geoordeeld dat het recht op bijstand niet kan worden opgeschort of ingetrokken bij het niet verschijnen op oproepen in verband met de arbeidsinschakeling. In mijn annotatie bij deze uitspraak geef ik aan dat het college bij het enkel niet verschijnen op oproepen in verband met de arbeidsinschakeling de weg van de opschorting niet kan volgen, maar moet afstemmen (zie hierover mijn opinie: De uitvoeringspraktijk, niet opschorten, wel afstemmen en de opinie van Mr. Lance op den Camp: Weinig toegevoegde waarde: verruiming opschortingsmogelijkheid WWB). Om het recht op bijstand te kunnen opschorten moet namelijk het actuele recht op bijstand in het geding zijn. Daarvan is bij het niet verschijnen op deze oproepen in de meeste gevallen helemaal geen sprake. Dit kan natuurlijk wel anders liggen als daarnaast ook een rechtmatigheidsonderzoek wordt uitgevoerd en de belanghebbende de voor het recht op bijstand relevante gegevens niet, niet tijdig of onvolledig verstrekt.  

Voorgestelde wijziging Verzamelwet SZW 2017

In het nieuwe voorgestelde artikel 17 lid 2 Participatiewet vervalt de toevoeging: ‘het verlenen van medewerking aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met de arbeidsinschakeling’. Met deze voorgestelde wijziging zijn we weer terug af bij de situatie van voor 1 juli 2013. Uit de Toelichting bij het wetvoorstel blijkt dat de wetgever destijds wel de bedoeling heeft gehad om activiteiten als het niet meewerken aan een oproep in verband met de arbeidsinschakeling en het verschijnen voor oproepen in verband met het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling onder de reikwijdte van artikel 54 lid 1 Participatiewet te laten vallen. Met die wijziging zou de gemeente dan de mogelijkheid krijgen om een persoon die niet dan wel onvoldoende medewerking verleent aan een oproep in verband met de arbeidsinschakeling, een termijn te stellen waarbinnen alsnog de bedoelde medewerking wordt verleend.[2] Voorts geeft de wetgever bij het terugdraaien van de uitbreiding van de medewerkingsverplichting aan dat het nooit de bedoeling is geweest om de systematiek van het opschorten en intrekken van de bijstand als bedoeld in artikel 54 lid 1 en lid 4 Participatiewet te wijzigen.[3] De wetgever kiest er dan ook niet voor om artikel 54 Participatiewet alsnog aan te passen, maar geeft zich gewonnen door de wijziging van artikel 17 lid 2 Participatiewet in zijn geheel terug te draaien. Kennelijk ziet de wetgever nu ook in dat het niet nakomen van oproepen in het kader van de arbeidsinschakeling betrekking heeft op de doelmatigheid en niet op de rechtmatigheid van de bijstand.

Niet opschorten, maar wel afstemmen

Het zal u dan ook niet verwonderen dat ik met tevredenheid kennis heb genomen van de voorgestelde wijziging. Het ongedaan maken van de wijziging van 1 juli 2013 neemt de onduidelijkheden (voor zover die er nog waren na de CRvB uitspraak) definitief weg. Daar komt echter wel bij dat het niet meewerken aan oproepen in verband met de arbeidsinschakeling sinds 1 januari 2015 een geüniformeerde arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 18 lid 4 onderdeel h Participatiewet betreft. Schending daarvan kan een verlaging van de bijstand van 100% opleveren. In de Toelichting benadrukt de wetgever dit ook nog eens:

‘Bij het niet nakomen van de verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling moet de gemeente de uitkering verlagen (artikel 18, vierde lid, onder h, PW). In het per 1 januari 2015 aangescherpte maatregelenbeleid is een verlaging van de uitkering van 100% ook mogelijk. Hierdoor is opschorting als extra wettelijk instrument in de genoemde gevallen niet meer noodzakelijk.’[4]

De laatste toevoeging is natuurlijk opmerkelijk nu dezelfde wetgever juist heeft geconcludeerd dat, volgend op de uitspraak van de CRvB, opschorting in die gevallen helemaal niet mogelijk was (ondanks dat dit wel de oorspronkelijke bedoeling is geweest).


[1] Per 1-1-2015: Participatiewet. In de rest van dit stuk spreek ik dan ook van Participatiewet. Inhoudelijk maakt dit geen verschil voor de wettelijke grondslagen.