Gemeenten hebben niet de bevoegdheid om het recht op bijstand op te schorten in de situatie dat een bijstandsgerechtigde geen medewerking verleent aan oproepen voor onderzoeken in het kader van de arbeidsinschakeling. In deze situatie is het recht op bijstand namelijk niet in het geding. In dat geval is er sprake van schending van de arbeidsverplichtingen en bestaat de mogelijkheid om de bijstand te verlagen.

De wijziging op 1 juli 2013: geen verruiming van de opschortingsbevoegdheid

Per 1 juli 2013 is de medewerkingsverplichting in artikel 17 lid 2 WWB gewijzigd. De wetgever wilde het meewerken aan een oproep in het kader van de arbeidsinschakeling en het meewerken aan een onderzoek naar de voortgang van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, onder de medewerkingsverplichting laten vallen en daarmee ook onder de reikwijdte van de opschortingsprocedure (zie: TK 2012-2013, 33 556, nr. 3). De opschortingsbepaling van artikel 54 WWB werd niet gewijzigd. Hierdoor was het onduidelijk of de opschortingsbevoegdheid ook verruimd was. Zie in dit verband ook het opiniestuk van Mr. Lance op den Camp: Weinig toegevoegde waarde: verruiming opschortingsmogelijkheid WWB. Daarin kwam aan de orde dat er waarschijnlijk geen sprake was van een verruiming van de opschortingsbevoegdheid in de gevallen waarin een bijstandsgerechtigde onvoldoende medewerking verleent in het kader van de arbeidsinschakeling.

Geen opschortingsbevoegdheid bij niet meewerken aan oproepen arbeidsinschakeling

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft voor het eerst sinds de wijziging per 1 juli 2013 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van gemeenten om de opschortingsprocedure toe te passen bij het niet nakomen van de medewerkingsverplichting in verband met het niet verschijnen voor een oproep in het kader van de arbeidsinschakeling (zie: CRvB 17-02-2015, nrs. 14/5636 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2015:456). Het oordeel is glashelder: het enkel niet verschijnen op een oproep in het kader van de arbeidsinschakeling geeft gemeenten niet de bevoegdheid om de opschortingsprocedure toe te passen. Dit wordt namelijk niet aangemerkt als een situatie waarin het recht op bijstand niet kan worden vasgesteld. De uitoefening van de bevoegdheid om de bijstand op te schorten is pas aan de orde indien het niet nakomen van de inlichtingenverplichting en/of de medewerkingsverplichting van invloed is op het actuele recht op bijstand. Het niet verlenen van medewerking aan oproepen in het kader van de arbeidsinschakeling betreft een schending van de arbeidsverplichtingen en zegt niets over het actuele recht op bijstand. In deze situatie kan de bijstand wel verlaagd worden met toepassing van artikel 18 Participatiewet.

Wat betekent dit voor de uitvoeringspraktijk?

Het voorgaande betekent voor gemeenten dat in de situatie waarin een bijstandsgerechtigde enkel geen gehoor geeft aan een oproep in het kader van de arbeidsinschakeling de bijstand niet opgeschort kan worden. Maar wanneer kan een gemeente dan wel opschorten? Het is wel mogelijk om het recht op bijstand op te schorten indien gemeenten een rechtmatigheidsonderzoek uitvoeren in combinatie met een onderzoek naar de arbeidsinschakeling van de belanghebbende. Het is hierbij van belang dat ook uit de oproep aan belanghebbende duidelijk blijkt dat een onderzoek naar de arbeidsinschakeling wordt gedaan én een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. In het kader van dit laatste onderzoek dienen dan ook inlichtingen met betrekking tot het recht op bijstand te worden gevraagd (bijvoorbeeld bankafschriften). Het is daarbij van belang dat gemeenten ook feitelijk een rechtmatigheidsonderzoek uitvoeren en dat het recht op bijstand ook niet kan worden vastgesteld zonder het verkrijgen van inlichtingen in het kader van dat onderzoek. Indien gemeenten alleen voor de formaliteit rechtmatigheidsgegevens opvragen, maar daaraan geen rechtmatigheidsonderzoek koppelen, zal het toepassen van de opschorting naar mijn mening in rechte geen stand houden. De rechter neemt namelijk in overweging of ook daadwerkelijk onderzoek naar het recht op bijstand wordt gedaan en neemt daarbij in overweging of de oproepen in het kader van de arbeidsinschakeling tevens tot doel hadden om een onderzoek naar het recht op bijstand uit te voeren.