Het einde van 2018 komt snel dichterbij. Een moment waar velen naar uitkijken omdat men een jaar heeft moeten wachten om vuurwerk te mogen afsteken. Het vuurwerk is niet alleen een vreugdevolle traditie. Het is ook een moment waarvan anderen overlast kunnen ondervinden.

Ieder jaar keert de discussie weer terug of er een vuurwerkverbod voor particulieren moet komen. Daarbij komt ook de vraag op welk overheidsniveau zo’n verbod moet worden ingesteld.

Vuurwerkverbod of niet?

Jaarlijks overlijdt gemiddeld één persoon en raken er honderden mensen gewond door vuurwerk. Voor een deel zijn dit degenen die zelf vuurwerk afsteken, maar ook mensen die geen vuurwerk afsteken kunnen door het vuurwerk geraakt worden. Denk aan een vuurpijl in een champagnefles die daarna wordt afgestoken. Door een windvlaag kan de fles omwaaien en worden afgevuurd op mensen die elkaar een gelukkig nieuwjaar willen wensen. Daarnaast zorgt vuurwerk voor veel overlast en is het schadelijk voor milieu en de volksgezondheid. Elke jaarwisseling zijn er meer dan 10.000 geregistreerde incidenten, waarbij vuurwerk vaak een rol speelt, aldus de notitie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid als reactie op het antwoord van de Minister om geen landelijk vuurwerkverbod in te stellen.

De Minister acht een landelijk vuurwerkverbod vooralsnog niet opportuun. De Minister wil eerst het effect van een aantal maatregelen, zoals voorlichting, verplichte gratis brillen en aansteek-lonten, afwachten. Als het aantal letsels toch weer toeneemt, kan een algeheel verbod er alsnog komen, aldus de Minister. Vooralsnog ziet hij echter een dalende lijn in het aantal incidenten en slachtoffers.

Vuurwerkverbod: landelijk of lokaal?

De roep om een vuurwerkverbod wordt echter steeds groter. Zowel de VNG als politie pleiten voor een landelijk verbod omdat een lokaal verbod niet handhaafbaar zou zijn. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft de Minister in 2017 aanbevolen om een vuurwerkverbod voor vuurwerkpijlen en knalvuurwerk in te stellen.

Een vraag die ook steeds terugkeert is of het vuurwerkverbod op landelijk of lokaal niveau zou moeten worden ingesteld. Zowel de Onderzoeksraad voor Veiligheid, VNG en de Politie zijn van mening dat een vuurwerkverbod op landelijk niveau zal moeten worden ingesteld. Een lokaal vuurwerkverbod kan leiden tot een waterbedeffect. De overlast van het vuurwerk verplaatst, maar wordt niet opgelost. Het kan zelfs vuurwerktoerisme in de hand werken, aldus de VNG. Een lokaal verbod is dus lastiger te handhaven dan een landelijk verbod.

Een lokaal verbod is dus lastiger te handhaven dan een landelijk verbod.

 

De Minister heeft deze aanbeveling niet overgenomen omdat het bestrijden van overlast lokaal maatwerk vereist en geen landelijk verbod. Het is aan de burgemeester, de politie en het Openbaar Ministerie om te besluiten welke maatregelen nodig zijn. Die mogen bepalen of er in hun gemeente wel of geen vuurwerk afgestoken wordt. Nog geen enkele gemeente waagt zich aan een totaal verbod. Wel zijn er steeds meer steden en dorpen met vuurwerkvrije zones.

Lokaal vuurwerkbeleid

Gemeenten kunnen de verkoop en het gebruik van vuurwerk regelen in een lokale verordening, al dan niet nader ingevuld door lokale beleidsregels.

In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan de gemeenteraad:

  1. een afsteekverbod voor vuurwerk opnemen op bepaalde plaatsen
  2. een verkoopvergunning voor verkoop van vuurwerk instellen

Een afsteekverbod in een bepaald gebied wordt ook wel een vuurwerkvrije zone genoemd. Naast het verbod in de APV zal de gemeenteraad ook de gebieden als zodanig moeten aanwijzen in een aanwijsbesluit. Te denken valt aan vuurwerkvrije zones nabij bejaardentehuizen, ziekenhuizen, dierenopvang.

Het instellen van een vuurwerkvrije zone heeft alleen effect als die zone als zodanig ook daadwerkelijk wordt gerespecteerd. Een verbod dat niet handhaafbaar is, heeft alleen symbolische waarde, maar lost de ervaren overlast waarschijnlijk niet op.

Gemeenten kunnen ook naar Haags voorbeeld een vuurwerkvrije zone stimuleren zonder die zone op te leggen.  Op basis van onderlinge afspraken wordt dan door de bewoners van een beperkt gebied onderling afgesproken waar geen vuurwerk mag worden afgestoken. Het ‘handhaven’ van die afspraken gebeurt dan door de bewoners zelf.

De ontwikkeling van ‘vrijwillige’ vuurwerkvrije zones past in een tijd waarin de overheid zich verder terugtrekt en meer maatschappelijk ‘eigenaarschap’ van bewoners verlangt. In 17 van de 18 vuurwerkvrije zones werd minder overlast ervaren. Inmiddels zijn er nog 13 grote gemeenten die het Haagse voorbeeld gaan volgen.

Deze aanpak heeft mijns inziens slechts kans van slagen als er locaties overblijven waar liefhebbers hun vuurwerk kunnen afsteken. Met een algeheel vuurwerkverbod is daar geen sprake van. Het vuurwerk verdwijnt dan in de illegaliteit en valt minder te controleren. Het aanwijzen van vuurwerkvrije zones, of wellicht beter het aanwijzen van vuurwerkafsteekzones komt mij voor als een beter alternatief waarbij de gemeente en/of wijkagent wellicht een regisserende of verbindende rol kan spelen.