Op 7 september jl. heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag de Staat veroordeeld om een luchtkwaliteitsplan vast te stellen dat aan de regelgeving voldoet. Het plan moet maatregelen bevatten die ervoor zorgen dat alle overschrijdingen op de kortst mogelijke termijn zullen zijn verdwenen.

Het instellen van milieuzones is een instrument waarmee gemeenten de luchtkwaliteit in binnensteden kunnen verbeteren en daarmee een bijdrage leveren aan een gezonder woon- en leefklimaat en het behalen van de Europese normen voor luchtkwaliteit (fijnstof en stikstof).  De grondslag voor het daadwerkelijk instellen van een milieuzone is te vinden in de Wegenverkeerswet in relatie met de Wet milieubeheer.

Wat is een milieuzone

Een milieuzone is een gebied in de (binnen)stad van gemeenten waar de toegang voor voertuigen die te veel fijnstof en stikstofoxiden uitstoten wordt beperkt. In eerste instantie werd ter uitvoering van een in 2006 door de overheid en het bedrijfsleven gesloten convenant, een milieuzone ingesteld voor vrachtwagens.

Inmiddels kunnen milieuzones ook van toepassing zijn op andere categorieën voertuigen, waardoor die voertuigen ook uit delen van de (binnen)stad geweerd kunnen worden. Utrecht is een voorbeeld van een stad waar een milieuzone is ingevoerd voor bestel- en personenvoertuigen met dieselmotoren van voor 1 januari 2001. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval in de gemeente Utrecht.

Belangenafweging

Het instellen van een milieuzone geschiedt bij verkeersbesluit. Bij het nemen van een verkeersbesluit moeten de belangen van onder andere het milieu worden afgewogen (vermindering van de uitstoot door de aangewezen categorie voertuigen) tegen de (economische) belangen van de eigenaren van die aangewezen voertuigencategorie. Een rechter zal deze belangenafweging terughoudend toetsen. Alleen als de uitkomst van de belangenafweging onevenredig is zal de rechter het betreffende besluit vernietigen.

Uitspraak milieuzone Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2017:4469)

In een uitspraak van 14 juni 2017 was sprake van een onevenredige belangenafweging. Het college van Rotterdam had een milieuzone ingesteld voor benzinevoertuigen van voor 30 juni 1992. De Rechtbank oordeelt dat het college in het verkeersbesluit:

  • niet (voldoende) aannemelijk maakt dat de categorie benzinevoertuigen gezamenlijk een onevenredig groot deel van de uitstoot van NO2 veroorzaken;
  •  het effect van het weren van deze categorie niet met cijfers onderbouwt;
  • onvoldoende aannemelijk maakt dat door het niet weren van deze categorie auto’s de gestelde luchtkwaliteitsdoelen niet kunnen worden gehaald (proportionaliteit).

Het verkeersbesluit wordt dan ook vernietigd en de Rechtbank voorziet uiteindelijk zelf in de zaak.

Voornemen Arnhem milieuzone

Waarschijnlijk mede ingegeven door de uitspraak van de milieuzone Rotterdam en de uitspraak van de voorzieningenrechter bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State heeft de gemeenteraad van Arnhem besloten eerst verder te onderzoeken of het instellen van een milieuzone voor dieselauto’s van voor 2004 een effectieve maatregel is om de luchtkwaliteit in de stad te verbeteren.

Milieuzones in het regeringsprogramma ‘Vertrouwen in de toekomst’

Het kabinet heeft in het regeringsprogramma het instellen van milieuzones genoemd als een maatregel waarmee de lokale luchtkwaliteit kan worden verbeterd. Het instellen van een milieuzone blijft dus een bevoegdheid van gemeenten. Wel zal (net als in Duitsland) één systeem met eenduidige categorieën en borden voor milieuzones worden ingevoerd zodat automobilisten in elke gemeente de regels snappen. De bestaande maximumsnelheden blijven in stand, waarbij de geldende veiligheids- en milieunormen steeds leidend zijn.

Het kabinet heeft in het regeringsprogramma het instellen van milieuzones genoemd als een maatregel waarmee de lokale luchtkwaliteit kan worden verbeterd. 

Gelet op de uitspraak van Rotterdam doet het Rijk er verstandig aan om de categorieën in samenspraak met andere overheden, bedrijfsleven, milieuverenigingen en overige belangenverenigingen waaronder het KNAC en de ANWB vast te stellen. Dat een zorgvuldig en goed gemotiveerd onderzoek naar de effecten van de categorisering aan de vaststelling ten grondslag moet liggen moge uit de voornoemde uitspraak duidelijk zijn.