De gemeenteraad van Delft heeft het bestemmingsplan Spoorzone vastgesteld om onder andere een spoortunnel door het centrum van de gemeente mogelijk te maken. Deze spoortunnel voorziet in de verdubbeling van de bestaande tweesporige lijn door het centrum van Delft en in de bouw van een spoortunnel over een lengte van 2.300 meter. De spoortunnel is op 28 februari 2015 in gebruik genomen.

Een deel van de spoortunnel is gerealiseerd op het bedrijfsterrein van DSM. Als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden van DSM ten behoeve van industrie ingeperkt. Dit stond ook niet ter discussie. Wat wel ter discussie staat is de vraag of de door het college besloten compensatie in natura voldoende zekerheid geeft voor DSM.

Het college heeft in zijn besluit bepaald dat de bestemming op het bedrijfsterrein zal worden gewijzigd in de bestemming Bedrijventerrein, waarop bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 zijn toegestaan. Het ontwerp-bestemmingsplan zal uiterlijk op 31 december 2019 ter inzage worden gelegd. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan zal worden vastgesteld of de planschade volledig is gecompenseerd. Een eventueel restantbedrag zal worden uitgekeerd, na inwinning van advies bij een of meer, onafhankelijke planschadeadviseurs.

Compensatie in natura

Compensatie van planschade kan zowel in geld als in natura plaatsvinden.  De keuze voor de wijze waarop wordt gecompenseerd ligt bij het college, dat die keuze mag baseren op de wijze van compenseren die de laagste kosten voor het college met zich brengt.

Compensatie in natura kan bij planschade onder meer bestaan uit een herstel van de door een wijziging van het planologische regime weggevallen bouwmogelijkheid. In dat geval kan tegemoetkoming in geld achterwege blijven omdat de (tegemoetkoming in) schade anderszins is verzekerd.

Compensatie van planschade kan zowel in geld als in natura plaatsvinden. 

Als het college kiest voor compensatie in natura dan zal die compensatie ook verzekerd moeten zijn. Wanneer het, gelet op de planologische procedures die moeten worden gevoerd, niet geheel zeker is of dit planologische regime in werking zal treden zal het bestuursorgaan zodanige toezeggingen moeten doen waarbij deze onzekerheid voldoende wordt ondervangen. Het college kan dit doen door in het besluit een toezegging op te nemen dat het alsnog de tegemoetkoming in geld, vermeerderd met de wettelijke rente, zal uitkeren als de natura in compensatie niet kan worden verwezenlijkt (bijvoorbeeld omdat het bestemmingsplan wordt vernietigd).  Zo ontstaat er geen rechtsonzekerheid.

Uitspraak 6 december 2017

In de uitspraak van 6 december 2017 was deze toezegging echter niet genoeg.

De Afdeling is van oordeel dat het college de vaststelling van de tegemoetkoming in planschade in de vorm van compensatie in natura ten onrechte afhankelijk heeft gesteld van onzekere nadere besluitvorming over de omvang van het door DSM geleden nadeel en de vergoedbaarheid ervan.

De Afdeling komt tot dit oordeel omdat het college  zonder deugdelijke motivering en onderbouwing heeft afgeweken van het advies van de planschadecommissie. Daarmee liet het college DSM in het ongewisse over:

  • de vergoedbaarheid van de schade;
  • de volledigheid van de compensatie in natura;
  • het moment van inwerkingtreding van de planologische wijziging.

 De boodschap die doorklinkt in deze uitspraak is: motiveer, motiveer, motiveer!