Iedereen die een bijstandsuitkering aanvraagt, is verplicht naar vermogen te zoeken naar algemeen geaccepteerde arbeid. Als hij dat heeft gevonden, moet hij het ook aanvaarden. Wie nog geen werk kan vinden, moet naar vermogen proberen te re-integreren op de arbeidsmarkt.

Het weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid is één van de ergste dingen die je kunt doen en wordt dan ook in vrijwel alle gemeenten bestraft met een maatregel, meestal een verlaging van 100% van de uitkering gedurende een maand. Die maatregel staat beschreven in de verordening van de gemeente. Mensen die zich zo negatief opstellen dat er geen aanbod voor werk wordt gedaan, krijgen vaak dezelfde maatregel wegens het weigeren van arbeid, terwijl er strikt genomen nog geen aanbod is geweest.

Als gemeente moet u het verschil tussen weigeren en traineren of belemmeren wel degelijk maken. In de verordeningen van veel gemeenten wordt traineren minder zwaar bestraft dan weigeren. Gaat een belanghebbende in beroep en komt de zaak voor de rechter, dan gaat het daar vaak mis. Geeft u een de sanctie wegens weigeren, maar heeft belanghebbende eigenlijk getraineerd, dan krijgt de gemeente ongelijk en blijft met een kostenveroordeling zitten, welke zeker in verhouding tot de opgelegde sanctie, best hoog kan uitvallen. Het luistert dus erg nauw op welke grond u een sanctie oplegt. Het is wel een overweging om traineren zwaarder te gaan sanctioneren in de gemeentelijke verordening. Maar ook als het traineren in uw gemeente even zwaar wordt gesanctioneerd als het daadwerkelijk weigeren van de arbeid, dient nog steeds de grondslag van een maatregel juist in een beschikking te staan.

Een ander punt dat aandacht behoeft op het gebied van re-integreren en arbeid zijn de trajecten die gemeenten opzetten om mensen aan het werk te krijgen. Die trajecten hebben vaak namen als ‘Work First’ of ‘Direct Werk’. Mensen die een uitkering aanvragen krijgen daarbij direct een baan aangeboden. De vraag die u zich als gemeente moet stellen is daarbij: is dat wel een echte baan? U kunt denken: ja, dat is echt werk, want wij hebben daar een uitzendbureau voor ingeschakeld of zelf opgericht, wij betalen dan dat uitzendbureau en de mensen verrichten echt werk. Weigert een belanghebbende het traject of haakt hij voortijdig af en krijgt hij daarvoor een maatregel, dan zal de bestuursrechter er echter veel strikter naar kijken. De bestuursrechter kijkt of het écht algemeen geaccepteerde arbeid is: werk dat te zien is als einddoel van de re-integratie en waarvoor uiteindelijk géén subsidie meer nodig is. Zolang het werk in die sfeer van gesubsidieerde arbeid zit en een écht vast contract binnen die constructie niet mogelijk is, dan zal een rechter oordelen dat het een voorziening is, gericht op de arbeidsinschakeling (zie bijvoorbeeld CRvB 22-05-2012, nr. 10/356 WWB-T; LJN BW6563).

Veel gemeenten gaan er gemakshalve vanuit dat er na afloop van een dergelijk traject ook recht bestaat op WW. Ook daarmee moet u voorzichtig zijn. In een recente zaak oordeelde de bestuursrechter op de vraag of er recht op WW was in het nadeel van belanghebbende (zie Rb Maastricht 06-11-2012, nr. AWB 11/2185; LJN BY2384). De rechter vond dat de constructie feitelijk als bedoeling had om belanghebbende te laten re-integreren naar werk dat niet gesubsidieerd was en dat er geen recht bestond op WW. Ook hier is het dus zaak geen vergissingen te maken.

Maar niets doen is natuurlijk ook geen optie als het gaat om bijstandsgerechtigden (weer) aan het werk te krijgen. Het is echter wel verstandig niet alleen na te denken over de doelmatigheid van de aanpak, maar ook aandacht te besteden aan de rechtmatigheidsvragen. Kluwer Schulinck kan hier desgewenst bij adviseren.