Met enige regelmaat wordt in procedures een beroep gedaan op privaatrechtelijke belangen die aan de verlening van een omgevingsvergunning in de weg staan. In 2019 zijn er al 8 uitspraken gedaan door de Afdeling waarin privaatrechtelijke belemmeringen werden aangevoerd.

Privaatrechtelijke belemmeringen

Als in een procedure privaatrechtelijke belemmeringen worden aangevoerd tegen de verlening van een omgevingsvergunning, dan vinden die belemmeringen doorgaans hun grondslag in:

  1. Burenrecht (bijv. bomen niet te dicht op de erfgrens)
  2. Zakelijke rechten (bijv. erfdienstbaarheid)
  3. Huur- of eigendomsrecht

Wanneer kunnen privaatrechtelijke belemmeringen een rol spelen?

Privaatrechtelijke belemmeringen kunnen alleen een rol spelen bij de verlening van vergunningen waarbij ruimte is voor het maken van een belangenafweging. Bij de zogenaamde gebonden beschikkingen is geen ruimte voor een belangenafweging en daarmee ook geen ruimte voor een oordeel over privaatrechtelijke belemmeringen in dat kader. Een omgevingsvergunning voor bouwen is een gebonden beschikking.

Concreet betekent dit dat bij de verlening van omgevingsvergunningen voor bouwen geen ruimte is voor privaatrechtelijke belemmeringen. Dat wil niet zeggen dat ook daadwerkelijk gebruik kan worden gemaakt van de vergunning. Het realiseren van een bouwwerk in overeenstemming met een verleende vergunning kan nog steeds een onrechtmatige daad opleveren (o.a. Rb Zeeland-West-Brabant 30 april 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:4380, r.o. 4.5).

De ruimte om privaatrechtelijke belemmeringen mee te wegen is er wel als de bouwactiviteit in strijd is met het bestemmingsplan en die strijdigheid alleen kan worden weggenomen door daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen. Immers, een omgevingsvergunning bouwen kan alleen worden verleend als deze niet in strijd is met het bestemmingsplan (artikel 2.10 lid 1 Wabo).
Is er wel strijd met het bestemmingsplan, dan kan die strijdigheid worden opgeheven door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan (er van uitgaande dat het geen omgevingsvergunningsvrije activiteiten zijn) (artikel 2. 1 lid 1 onder c Wabo). In dat geval wordt de aanvraag voor bouwen tevens aangemerkt als een aanvraag voor het afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.10 lid 2 Wabo).

Kortom, privaatrechtelijke belemmeringen kunnen, vanuit het oogpunt van vergunningverlening, alleen in de weg staan aan de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een bouwwerk als het te realiseren bouwwerk in strijd is met het geldende bestemmingsplan en bovendien vergunningplichtig is (dus geen situatie als genoemd in artikel 2 en 3 van bijlage II Bor).

Evident karakter

Een privaatrechtelijke belemmering hoeft niet in de weg te staan aan de vergunningverlening. Pas als de privaatrechtelijke belemmering een evident karakter heeft kan het in de weg staan aan de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan (Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 27 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2527).

Een privaatrechtelijke belemmering is evident, als zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat het bouwplan voorzien is op grond die in eigendom is aan een ander en die ander niet in realisering ervan berust en er niet in hoeft te berusten (o.a. Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 17 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY0377, en Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1329).

Een privaatrechtelijke belemmering hoeft niet in de weg te staan aan de vergunningverlening. 

Wil sprake zijn van een evident karakter, dan moet het bestaan van de privaatrechtelijke belemmering buiten elke twijfel zijn. Hiervan is sprake als een dakgoot voor de afwatering boven het perceel van de buren komt te hangen. Dit laatste kwam aan bod in een zaak voor de Afdeling waarin uitspraak is gedaan op 24 april jl. In die zaak had het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor het verhogen van het dak van de bestaande aanbouw. De eigenaresse en bewoonster van het aangrenzende perceel is het hiermee niet eens omdat de wijze van afwatering vanaf het verhoogde dak inbreuk maakt op haar eigendomsrecht en omdat het uitzicht vanuit haar woning en achtertuin als gevolg van het verhoogde dak zal verslechteren.

De Afdeling stelt vast dat het bouwplan voorziet in plaatsing van een dakgoot boven het perceel van de buurvrouw. Daarnaast voorziet het vergunde bouwplan in afwatering op het perceel van de buurvrouw. De buurvrouw is het hiermee niet eens en berust dus niet in de plaatsing van de dakgoot boven haar perceel en de afwatering op dat perceel. Er was in dit geval volgens de Afdeling dus sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering waardoor de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden.

Participatie

Leuk detail in deze zaak was dat ook boven percelen van andere buren een reeds bestaande dakgoot hing. Deze buren hadden blijkbaar geen bezwaar tegen een dakgoot boven hun perceel. Om te voorkomen dat een gemeente wordt meegezogen in een eventuele burenruzie (overigens is niet gezegd dat daar hiervan sprake was) kan participatie onder de aandacht worden gebracht van de aanvrager. Dit past ook in de nieuwe werkwijze van de Omgevingswet waarin van een aanvrager wordt verlangd dat hij/zij kan verantwoorden of en hoe hij/zij heeft geprobeerd participatie toe te passen. Ook kan het college zelf mogelijke derde-belanghebbenden aanschrijven en vragen hoe zij tegen het project aan kijken. Dit zorgt ervoor dat een besluit zorgvuldig tot stand kan komen.