Het klimaat staat de laatste jaren hoog op de politieke agenda. Daarmee blijft het klimaat de gemoederen nogal bezig houden. Het nationale klimaatbeleid heeft als doel de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Het klimaat verandert immers als er te veel broeikasgassen (met name CO2) in de lucht komen, met grote gevolgen voor flora en fauna, de landbouw en stand van het water.

De Klimaatwet stelt vast met hoeveel procent ons land de CO2-uitstoot moet terugdringen. De Eerste Kamer heeft het voorstel voor een Klimaatwet op 28 mei 2019 aangenomen. De Klimaatwet stelt als hoofddoel 95% broeikasgasreductie in Nederland in 2050 ten opzichte van 1990. Tussendoel is een streefwaarde van 49% broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 1990.

In het Klimaatakkoord hebben vervolgens veel organisaties en bedrijven in Nederland zich gecommiteerd om de opwarming van de aarde tegen te gaan. In het Klimaatakkoord zijn zeshonderd maatregelen opgenomen om deze broeikasgassen te verminderen. Ze zijn een onderdeel van het bekende Klimaatakkoord van Parijs, waarmee 192 landen in 2015 hebben besloten om de opwarming van de aarde te beperken. De Europese Unie, en daarmee Nederland, heeft dat akkoord ook getekend. De Nederlandse regering heeft vervolgens gekozen voor een aanpak om heel veel organisaties en bedrijven erbij te betrekken.

Veel gehoorde kritiek is dat Nederland te klein is om het klimaatprobleem op te lossen. Als men dit nader bekijkt, is Nederland namelijk maar verantwoordelijk voor ongeveer 0,7 procent van de werelduitstoot van CO2. Echter, met het Klimaatakkoord van Parijs is een belofte gedaan om de CO2-uitstoot te beperken of te verlagen door alle deelnemende landen. Ook Nederland heeft, samen met die landen, die belofte gedaan om mee te doen. Elk land neemt daardoor op zijn eigen manier maatregelen, waardoor door middel van samenwerking het resultaat wordt bereikt. Als we allemaal die gedachte zouden loslaten en gewoon doorgaan met het produceren van te veel broeikasgassen warmt de atmosfeer steeds meer op. Dat betekent ook meer stortregens of juist lange droge perioden, zwaardere stormen en een stijging van de zeespiegel.

Langer wachten met maatregelen heeft bovendien tot gevolg dat dit uiteindelijk duurder zal zijn, dan als we nu al stapsgewijs tot 2030 en uiteindelijk 2050 maatregelen nemen om minder CO2 uit te stoten. We hebben nu zo’n 31 jaar de tijd. Nu al nadenken over oplossingen kan problemen in de toekomst voorkomen. De maatregelen bieden bovendien veel kansen. Zo leidt het goed isoleren van huizen bijvoorbeeld ook tot comfortabeler wonen met een lagere energierekening. Duurzame industrie levert bovendien banen op. Innovatieve verduurzamingsoplossingen kunnen leiden tot Nederland als expert op het gebied van klimaatoplossingen, waardoor een voorsprong op andere landen kan ontstaan. Dit is gunstig voor economie en welvaart. Tevens is winst te behalen voor gezondheid, veiligheid en natuur, zo blijkt uit een eerste verkenning door het RIVM in opdracht van ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De winst voor gezondheid is vooral gelegen in het vervangen van verbrandingsmotoren door elektromotoren. Dit leidt tot minder stikstofoxiden en fijnstof en minder geluidsoverlast.

Duurzaamheidsorganisatie Urgenda heeft uitgerekend dat de overheid een reeks maatregelen om de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen te beperken ruimschoots kan betalen uit het begrotingsoverschot. Met steun van andere organisaties heeft Urgenda een uitgebreid eigen klimaatplan gepresenteerd. Sommige voorgestelde maatregelen kosten niets of relatief weinig: bijvoorbeeld het beperken van de snelheidslimiet op wegen of het uitzetten van verlichting na werktijd. Veel plannen vergen wel investeringen, zoals het verduurzamen van woningen, het stimuleren van zonne-energie en het aanplanten van meer bomen. Ook inkrimping van de veestapel, met name het aantal koeien, zou veel uitstoot schelen (zie nieuwsbericht ‘Overheid kan CO2-reductie makkelijk betalen‘).

Het is verstandig om ons ook aan te passen aan een ander klimaat.

Hoewel we aan de ene kant de uitstoot van broeikasgassen moeten verminderen, zodat de opwarming beperkt blijft, is het aan de andere kant verstandig om ons toch ook aan te passen aan een ander klimaat. Klimaatbestendigheid is onderdeel van de kerntaken van gemeenten op het gebied van ruimtelijke ordening en waterbeheer. Een belangrijk aspect is hoe je als gemeente omgaat met steeds hevigere regenbuien of langdurige regenval. Met de Omgevingswet zal er nog meer aandacht komen voor alle belangen rond de leefomgeving. Ook klimaatadaptatie zal daardoor meer integraal afgewogen moeten worden en meegenomen worden in de nationale, provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies. Klimaatadaptatie vraagt om ruimtelijke ingrepen en aanpassingen. Het is een uitdaging om naast de doelen voor klimaatadaptatie ook de wijze van sturing door de gemeente op te nemen in de gemeentelijke omgevingsvisie.

Het is dus van belang voor gemeenten ook nu al na te denken over klimaatadaptatie en al stukje bij beetje bestand te worden tegen de gevolgen van klimaatverandering. Voor gemeenten is er vooral nu de kans om na te denken over aanpassingen die mogelijk zouden kunnen zijn voor nu en in de toekomst. Onderhoud of vernieuwing van gebouwen, infrastructuur en openbare ruimte bieden hiervoor uitgelezen kansen. Het is van belang mensen te ondersteunen en stimuleren bij de keuze voor duurzame oplossingen. Door de maatregelen pas door te voeren op het moment wanneer dat het voordeligst is, kunnen bovendien onnodige kosten worden bespaard.