De Jeugdwet kent de mogelijkheid om ouders en de jeugdige tegemoet te komen daar waar het gaat om vervoer van en naar een jeugdhulplocatie. Er is echter ook een scala aan andere wettelijke bepalingen die vervoer van diezelfde jongere in tal van andere situaties mogelijk maakt.

Zo is er de Zorgverzekeringswet, die ambulance- en ziekenvervoer van jeugdigen in bepaalde gevallen voor haar rekening neemt. Is er sprake van een Wlz-indicatie dan valt het vervoer, met uitzondering van collectief vervoer een speciale vervoershulpmiddelen van de jeugdige onder de Wlz. Woont de jongere met een Wlz-indicatie thuis of in een instelling waar hij of zij geen behandeling ontvangt, dan valt alleen het vervoer van en naar begeleiding en behandeling onder de Wlz. Ook vanuit de Wmo2015 kan een vervoersvoorziening aan een jeugdige worden toegekend als een dergelijke voorziening noodzakelijk is om een beperking van die jongere in de redelijke mate van participatie te ondervangen. Tot slot organiseert het leerlingenvervoer passend vervoer voor de jeugdige van en naar een onderwijsinstelling. Een beeldend overzicht van al deze vervoersvoorzieningen van jeugdigen is terug te vinden in onze Infographic.

Omdat de verschillende vervoersmogelijkheden ieder een eigen wettelijke basis kennen, is het belangrijk om in een concreet geval te weten welke wetgeving er nu precies toegepast moet worden. Om een casus goed in te kunnen schatten, zul je niet op de spreekwoordelijke twee paarden kunnen blijven rijden. Gezien de vragen die er leven, lijkt het mij een goed moment om een opinie aan het vervoer van de jeugdige te wijden. Ik zal mij daarbij beperken tot twee vormen waar bij ons op de Helpdesk Jeugd de meeste vragen over binnenkomen, namelijk het leerlingenvervoer en het vervoer als vorm van jeugdhulp.

Vervoer op grond van de Jeugdwet

Het vervoer van en naar een jeugdhulpaanbieder kan onder het bereik van de Jeugdwet vallen (artikel 2.3. lid 2 Jeugdwet). Dergelijk vervoer van de jeugdige zelf (dus niet van de ouders!) wordt namelijk gezien als jeugdhulp. Het moet dan wel gaan om een situatie waarin een jeugdige zelf niet in staat is de rit zelfstandig te maken vanwege een medische noodzaak of een gebrek aan zelfredzaamheid.

Zoals bij iedere vorm van jeugdhulp het geval is, hoeft er echter geen hulp te worden ingezet als de jeugdige samen met zijn of haar sociale netwerk in staat is om het euvel middels eigen kracht het hoofd te bieden (artikel 2.3 lid 1 Jeugdwet). Ten aanzien van de jeugdige zelf geldt in dit verband dat hij of zij in de regel vanaf 12 jaar verondersteld wordt zelfstandig te kunnen reizen. Het halen en brengen van kinderen van en naar een locatie van jeugdhulp wordt in principe verder gezien als een handeling die tot het normale takenpakket van ouders behoort. Als de ouders de jeugdige makkelijk zelf kunnen vervoeren, bijvoorbeeld omdat er geen speciaal vervoer nodig is, dan zal jeugdhulp dan ook niet snel aan de orde zijn.

Maar wat nu als ouders aangeven dat zij hun kind wel kunnen vervoeren, maar de kosten voor dit vervoer niet kunnen dragen? Op basis van geldende rechtspraak zal naar mijn mening in principe van ouders mogen worden verwacht dat ze hun kind zelf vervoeren, ook als dergelijk vervoer meer van hen verlangt dan dat er in de regel van ouders verwacht mag worden (bovengebruikelijke hulp). Alleen als de ouders het vervoer van hun kind kunnen organiseren zonder dat zij overbelast raken of het gezin daardoor in de financiële problemen komt, zal er daadwerkelijk sprake kunnen zijn van voldoende eigen kracht. Van de ouders mag in een dergelijk geval worden verwacht dat zij inzicht geven in de door hen geclaimde financiële situatie.

Leerlingenvervoer

Geheel buiten de Jeugdwet om wordt het vervoer van en naar school georganiseerd. De onderwijswetten vormen de basis van dit zogenaamde  leerlingenvervoer. Leerlingenvervoer is bedoeld voor jeugdigen die niet zelfstandig naar school kunnen door bijvoorbeeld ziekte, grote afstand tot school of een gedragsprobleem.

Aan het leerlingenvervoer zijn een aantal voorwaarden verbonden, te weten:

  1. Alleen de noodzakelijke vervoerskosten worden vergoed;
  2. Leerlingenvervoer is alleen mogelijk naar de dichtstbijzijnde (vanaf de woning gemeten) toegankelijke (qua levensbeschouwing en daadwerkelijke mogelijkheden) school;
  3. Van leerlingenvervoer kan alleen sprake zijn als de te bezoeken school buiten de door de gemeente voor dat schooltype ingestelde kilometergrens ligt;
  4. Bij het toekennen van leerlingenvervoer moet de gemeente rekening houden met de inzet die redelijkerwijs van de ouders kan worden gevergd, zoals het begeleiden van een kind bij het reizen met het openbaar vervoer.

Het leerlingenvervoer moet daarnaast “passend” zijn. Dit betekent dat openbaar vervoer bijvoorbeeld in een concreet geval niet passend is bij een slechte verbinding van school naar de woning en omgekeerd. Dat het vervoer van en naar school passend moet zijn, brengt ook met zich mee dat bijvoorbeeld de extra kosten voor een noodzakelijk te installeren veiligheidsgordel voor een bepaalde jeugdige in het busje waarmee hij door het leerlingenvervoer naar school wordt gebracht, door het leerlingenvervoer moeten worden gedragen. De Jeugdwet of de Wmo2015 zijn in dat kader dus niet aan zet.

De Praktijk: gecombineerd vervoer

Een jeugdige van drie jaar oud gaat vijf dagen per week naar een zogenaamde Orion-school. Op dergelijke scholen wordt zowel onderwijs verzorgd als jeugdhulp verleend. Valt het vervoer van deze jeugdige dan onder de Jeugdwet of toch onder het leerlingenvervoer? En hoe zit het in de frequent voorkomende situatie waarin een jeugdige van huis naar school wordt vervoerd, direct na school vervoerd moet worden naar de locatie waar hij of zij jeugdhulp ontvangt om vervolgens vanaf die locatie weer naar huis te worden gebracht?

Hoewel vervoer als vorm van jeugdhulp en het leerlingenvervoer ieder een eigen wettelijke grondslag kennen, blijkt het in de praktijk, zoals bovengenoemde casus laten zien, toch niet altijd eenvoudig te bepalen welk wettelijk kader nu aan zet is. Je zult dan als gemeente goed moeten onderzoeken of in een concreet geval de nadruk nu ligt op onderwijs of op jeugdhulp. Volgt het kind in de eerstgenoemde casus op een dag overwegend onderwijs, dan zal het leerlingenvervoer aan zet zijn. Is er met name sprake van jeugdhulp, dan zal het vervoer van en naar de Orion-school onder het bereik van de Jeugdwet vallen.

Leerlingenvervoer en het vervoer in het kader van de Jeugdwet is een gemeentelijke taak

Is het nu niet goed vast te stellen wat precies de overhand heeft, dan ontkom je er denk ik als gemeente niet aan om beide zaken te combineren. Signaleer je als gemeente een zogenaamd vervoersvierkantje (huis-school-jeugdhulp-huis) dan zal je ook al snel tot een combinatie van leerlingenvervoer (huis-school) en jeugdhulp (school-jeugdhulp-huis) komen. Je zult dan spreekwoordelijk inderdaad op twee paarden (moeten) blijven rijden. Belangrijk is daarbij dat gemeenten zich realiseren dat zowel het leerlingenvervoer als het vervoer in het kader van de Jeugdwet een gemeentelijke taak is. Een kind mag, daar waar het op zijn of haar vervoer aankomt, dan ook nooit de dupe worden van de situatie dat onderwijs en jeugdhulp worden gecombineerd of aansluitend worden verleend.