In 2021 heeft de rechtspraak een nieuwe missie, visie en strategische agenda* vastgesteld om de koers voor de komende jaren aan te geven. Een van de speerpunten van die nieuwe koers is dat rechters altijd oog moeten houden voor rechtvaardigheid en de mens achter het juridische dossier. De rechtspraak moet werken met een menselijke maat. De katalysator achter deze ontwikkeling is ongetwijfeld de kinderopvangtoeslagaffaire. De rechtspraak heeft het zich aangetrokken dat de betrokken ouders niet de rechtsbescherming hebben gekregen die nodig was, zo blijkt uit een reflectie van bestuursrechters van rechtbanken**.

Nu het jaar 2022 op zijn einde loopt, wil ik eens terugkijken naar de rechtspraak die ik sindsdien heb gezien op het terrein van de Participatiewet. Is de menselijke maat al terug te zien in de rechtspraak over de Participatiewet? En zo ja, is dit in alle gevallen een goede ontwikkeling?

Menselijke maat in de CRvB-rechtspraak

De CRvB heeft de afgelopen tijd een aantal opvallende uitspraken gedaan. Waarbij de CRvB een aantal keer een nieuwe lijn heeft uitgezet en eerdere vaste rechtspraak is verlaten. De menselijke maat lijkt daarbij wel degelijk een rol te hebben gespeeld. Ik noem hier 3 voorbeelden.

De CRvB heeft een aantal keer een nieuwe lijn uitgezet en eerdere vaste rechtspraak verlaten.

Evenredigheidstoetsing
Een van de meest in het oog springende uitspraken is die over het nieuwe toetsingskader van het evenredigheidsbeginsel bij besluiten gebaseerd op een discretionaire bevoegdheid. Daarbij gaat het om besluiten waarbij de gemeente op basis van een wet of een verordening enige beleidsruimte heeft om een afweging te maken. In navolging van een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State[1] vindt de CRvB nu dat de bestuursrechter het besluit van de gemeente uitvoeriger moet toetsen. Voorheen gold slechts de marginale toetsing: een besluit was onevenredig als het onmiskenbaar onredelijk was.1

Bijstand corrigeert falend toeslagensysteem
Een andere interessante uitspraak is die waarin de CRvB algemene bijstand toekent om tekortkomingen in de fiscale regelingen te compenseren. Het gaat om mensen die door een verschillende afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, aanvullend bijstand nodig heeft om een netto-inkomen op bijstandsniveau te hebben. Met als gevolg dat het bruto-inkomen hoger is, waardoor er minder recht bestaat op fiscale regelingen. De wetgever erkent dit probleem en doet er al enkele jaren over om tot een oplossing te komen.Die is tot op de dag van vandaag nog niet gekomen. De CRvB corrigeert dit door de algemene bijstand met toepassing van artikel 18 lid 1 Participatiewet te verhogen. Overigens ligt de bal voor een definitieve oplossing nog steeds bij de wetgever, want waarschijnlijk stijgt door de toekenning van meer bijstand het toetsingsinkomen voor de fiscale regelingen opnieuw.2  

Bijstand voor de verblijfsprocedure van een gezinslid zonder recht op bijstand
Het derde voorbeeld is recht op bijstand voor een verblijfsrechtelijke procedure voor een niet in de bijstand begrepen gezinslid. Denk aan een minderjarig kind of de echtgenoot van de bijstandsgerechtigde die in het buitenland woont. Voorheen was vaste rechtspraak dat deze kosten ten behoeve van een ander waren. En geen kosten van het bestaan van belanghebbende zelf zijn. Daar stapt de CRvB nu vanaf. De belanghebbende voert de procedure en krijgt de toevoeging. Dan zijn het wel degelijk zijn kosten van het bestaan. Daardoor is bijstandsverlening voor die kosten mogelijk.3

Afwijken van vaste rechtspraak door rechtbanken

Niet alleen de CRvB heeft dit jaar af en toe gebroken met jarenlange vaste rechtspraak.4 Ook lagere rechters hebben dat zo af en toe doelbewust gedaan. Dit om mogelijk nieuwe routes in de rechtspraak te verkennen. Dit is in overeenstemming met de conclusies en aanbevelingen van een werkgroep van bestuursrechters naar aanleiding van een openhartige reflectie. Daarin staat namelijk dat als een hogerberoepsrechter de wet op een bepaalde manier uitlegt, lagere rechters zich vrijer moeten voelen om hier tegenin te gaan. De rechtsbescherming van het individu is daarbij belangrijker dan het waarborgen van rechtseenheid en rechtszekerheid.

De afgelopen tijd zijn mij 3 uitspraken opgevallen waarin dit het geval lijkt te zijn:

  • De rechtbank Rotterdam maakte bijvoorbeeld een nieuwe vuistregel over inkomsten uit gokken. Vaste rechtspraak is dat het recht op bijstand – bij gebrek aan een administratie – niet kan worden vastgesteld. Dat leidt vaak tot een flinke terugvordering. De experimentele lijn van de rechtbank Rotterdam is een stuk soepeler en kan betekenen dat slechts de bedragen die bij het gokken zijn ingezet, worden teruggevorderd. De hoogte van de terugvordering is dan in de regel veel meer beperkt.5
  • Een beperking van de rechtbank Gelderland aan de mogelijkheid om bij uitstroom nog een niet achteraf verrekende inkomstenverrekening terug te vorderen.6
  • De rechtbank Limburg die oordeelt dat de woonplaatsvoorwaarde in de Tozo 17 in strijd met de vrijheid van vestiging van artikel 49 van het VWEU.8 Als deze uitspraak wordt gevolgd zouden zelfstandigen die niet in Nederland wonen mogelijk toch recht hebben op algemene bijstand op grond van de Tozo 1, ondanks dat de regeling dat verbiedt.

Het is nog afwachten of de CRvB de lijn van deze uitspraken zal volgen.

De menselijke maat in de rechtspraak is een goede ontwikkeling

Dat vind ik wel. Uitspraken doen nu meer dan voorheen recht aan de gewenste rechtsbescherming van mensen. Uiteraard is geen sprake van een aardverschuiving binnen de rechtspraak over de Participatiewet. Maar er zijn wel enkele belangrijke doorbraakuitspraken gekomen die binnen de huidige mogelijkheden van de rechter, meer recht doen aan de situatie van belanghebbenden. En er zullen ongetwijfeld nog meer van zulke uitspraken volgen.

Niet doorslaan naar het tegenovergestelde

Is het dan alleen maar goed nieuws? Nee. Ik wil een kleine kritische noot plaatsen. De rechtspraak moet naar mijn mening een beetje oppassen om niet van heel streng door te schieten naar het tegenovergestelde, waardoor het stelsel en de Participatiewet als laatste vangnetvoorziening uit balans raakt. Dat lijkt in sommige gevallen wel eens aan de orde.

Zo denk ik aan een uitspraak waarbij een bijstandsgerechtigde stortingen en bijschrijvingen op een buitenlandse bankrekening had verzwegen omdat het college eerder vergelijkbare stortingen en bijschrijvingen niet had gekort. De bijstandsgerechtigde mocht de te veel gegeven bijstand toch houden. Dat komt omdat de gemeente volgens de CRvB een verkeerd beeld heeft gegeven over de omvang van de inlichtingenplicht.9

Ook kan de uitspraak waarin de CRvB oordeelt dat bewijsstukken niet vallen onder de inlichtingenplicht nog een staartje krijgen.10 Bij een bepaalde lezing van die uitspraak kan men tot de conclusie komen dat het niet meer mogelijk is om het recht op bijstand in te trekken omdat het recht niet kan worden vastgesteld als iemand niet meewerkt aan het inleveren van bankafschriften over het verleden. Als die lezing moet worden gevolgd is de handhaving in die gevallen nagenoeg onmogelijk. Overigens adviseer ik om die visie vanwege de vergaande gevolgen vooralsnog niet te volgen.11

De menselijke maat in de wet

Tenslotte is het goed te zien dat de wetgever ook bezig is met de menselijke maat in te voeren in wetten en regels. Zo zijn er plannen om de Awb aan te passen waardoor de gemeente en de rechter bij een gebonden bevoegdheid ook een evenredigheidstoets kunnen doen. Dan bestaat er een mogelijkheid om af te wijken van de wet als de uitkomst van de wetstoepassing onevenredig is als wordt gekeken naar de bedoeling van de wet. Ook zijn er specifieke plannen om de Participatiewet menselijker te maken. De bekendste maatregel is wellicht het vrij laten en niet melden van giften tot € 1.200,- . Maar de invoering van de menselijke maat in de wet gaat minder snel dan doorvoering ervan in de rechtspraak. Vooralsnog is het wachten op 1 juli 2024.

 

1 Zie ECLI:NL:CRVB:2022:2207 met noot van mr. Maartje Smeets in NBJ-PW 2022/24. Zie ook het artikelEvenredigheidsbeginsel: Afscheid van de marginale toets’ van mr. Lysanne Bergsma & mr. André Pepers.

2 Zie ECLI:NL:CRVB:2022:1952 met noot van mr. Lance op den Camp in NBJ-PW 2022/22.

3 Zie ECLI:NL:CRVB:2022:2265 met noot van mr. Lance op den Camp in NBJ-PW 2022/25.

4 Zie hiervoor voor 2 voorbeelden.

5 Zie Rechtbank Rotterdam 2-9-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7357. Zie ook het artikelGokken in de bijstand’ van mr. Denise Maas-Last.

6 Zie ECLI:NL:RBGEL:2022:5181.

7 Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.

8 Zie ECLI:NL:RBLIM:2022:3194 met noot van mr. André Pepers in NBJ-PW 2022/11.

9 Zie ECLI:NL:CRVB:2022:2109.

10 Zie CRvB 12-7-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1395 met noot van mr. Kim Brummans in NBJ-PW 2022-16.

11 Zie de noot van mr. Lance op den Camp bij ECLI:NL:RBZWB:2022:5825 in NBJ-PW 2022/23.

*   nieuwe missie, visie en strategische agenda

** reflectie van bestuursrechters van rechtbanken