Sinds dit jaar is het abonnementstarief in de Wmo definitief van kracht. Voorzien werd dat dit lage vaste eigen bijdrage-tarief voor een aanzuigende werking zou zorgen. De minister heeft meerdere malen aangegeven aandacht te hebben voor dit effect, maar in de onlangs verschenen tweede monitorrapportage concludeert hij dat de gestelde doelen van het abonnementstarief worden gehaald. Ondanks dat de monitor ook heel duidelijk laat zien dat het beroep op de Wmo stijgt.

Nu het Rijk niet van plan is om te compenseren in de extra kosten heeft de VNG, een aantal beheersmaatregelen aangedragen aan gemeenten. Deze beheersmaatregelen zouden ervoor moeten zorgen dat vooral cliënten met een grotere beurs minder snel aanspraak maken op huishoudelijke hulp.

Terecht geeft de VNG aan dat deze maatregelen zullen leiden tot bezwaar en beroepsprocedures. De VNG biedt daarbij haar ondersteuning aan. Ik schrijf “terecht” omdat de maatregelen haaks staan op wat is toegestaan op basis van de Wmo 2015 en de rechtspraak. Bezwaren die hierop volgen zijn naar mijn idee gegrond. Aan de hand van de maatregelen, licht ik toe waarom ik dit verwacht.

Het begrip ‘eigen kracht’ ziet nou eenmaal niet op de financiële middelen van cliënt.

Maatregel 1. Financiële draagkracht betrekken in het onderzoek

Bij het gesprek met de cliënt gaat de gemeente na of de aanvrager zelf in een oplossing kan voorzien. Daarbij komt de financiële zelfredzaamheid aan de orde. Aan de hand van een draagkrachtberekening stelt de gemeente vast of een cliënt aanspraak mag maken op de Wmo.

Om maar met de deur in huis te vallen: Het begrip ‘eigen kracht’ biedt géén ruimte om rekening te houden met de financiële mogelijkheden van cliënt om de ondersteuning zelf te bekostigen. Dit volgt niet alleen uit de afwegingen van de wetgever (Memorie van Toelichting, pag. 37), maar is ook meerdere keren bevestigd door de hoogste rechters (ECLI:NL:CRVB:2019:772, ECLI:NL:CRVB:2020:1099). Bij de beoordeling van een aanvraag mag het college rekening houden met de eigen mogelijkheden van cliënt om tot een oplossing te komen. Denk hierbij aan een mantelzorger die de werkzaamheden wil doen of dat cliënt het huishouden kan doen als hij de taken verspreidt over de week. Het college mag in het gesprek met financieel draagkrachtige cliënten daarnaast wél wijzen op de mogelijkheid om de voorziening zelf te financieren, maar afdwingbaar is dit niet.

Maatregel 2. Invoeren van een budgetplafond en een wachtlijst

Door middel van een budgetplafond bepaalt de gemeente hoeveel budget beschikbaar is voor bijvoorbeeld huishoudelijke hulp. Binnen het budgetplafond zou ruimte moeten blijven voor burgers die de huishoudelijke hulp niet zelf kunnen regelen en betalen. De cliënt waarvan blijkt dat hij het zelf kan regelen en betalen, krijgt een afwijzende beschikking, of komt op een wachtlijst.

Deze werkwijze leidt tot oneerlijke situaties. Op het moment dat een cliënt door beperkingen belemmerd wordt bij het doen van de huishouding, heeft het college compensatieplicht. Ongeacht het inkomen of vermogen van cliënt. Wordt er ‘voorrang’ geboden aan de cliënten met beperkingen maar zonder geld, wordt er een ongeoorloofd onderscheid gemaakt. Krijgen de rijkere cliënten niet (op tijd) hulp, voldoet het college niet aan haar wettelijke verplichting om compensatie te bieden.

Maatregel 3. Afwijzingen op grond van voorzienbaarheid

Het komt regelmatig voor dat een burger de particuliere hulp opzegt, omdat huishoudelijke hulp onder de Wmo goedkoper is. Deze burgers hebben zichzelf dus bewust in een ‘niet zelfredzame’ situatie gebracht. Mogelijk is hier een parallel te vinden met de situatie dat een burger zonder overleg met de gemeente verhuist van een geschikte woning naar een niet-geschikte woning.

Ook voor deze maatregel geldt dat of een cliënt in het verleden wel zelf de hulp financierde geen rol mag spelen in de beoordeling. Het begrip ‘eigen kracht’ ziet nou eenmaal niet op de financiële middelen van cliënt.

Maatregel 4. Het inrichten van een algemene voorziening om de eigen kracht te stimuleren

De cliënt krijgt een aanbod waarmee hij de hulp van een deskundige kan inroepen. Deze deskundige bespreekt bij de cliënt thuis welke algemeen verkrijgbare hulpmiddelen er zijn waarmee mensen met een beperking hun huishouden zelf kunnen blijven doen. Met deze algemene voorziening kan de maatwerkvoorziening in sommige gevallen (gedeeltelijk) worden afgewezen, of uitgesteld.

Mochten er hulpmiddelen zijn waarmee een cliënt makkelijk de huishoudelijke taken weer zelf kan doen, is dat natuurlijk mooi. Echter, dit moet nu ook al meegenomen worden in het onderzoek. Het is dus niet nodig om hier een algemene voorziening voor in te richten. Ook is afwijzen of uitstellen van een maatwerkvoorziening niet toegestaan als niet vaststaat dat de beperkingen van cliënt met de algemene voorziening worden gecompenseerd.

Extra budget van het Rijk: enige optie

Ik kan me voorstellen dat gemeenten geneigd zijn om aan de slag te gaan met de maatregelen nu de VNG deze adviseert. Maar door de onnodige procedures kunnen gemeenten hierdoor zelfs nog wel meer geld kwijt zijn. De enige optie die ik zie om dit probleem nu op te lossen is tóch financiële compensatie vanuit het Rijk. Wil de wetgever de Wmo inderdaad toegankelijk houden voor een ieder met beperkingen, ongeacht de portemonnee, moet de beurs van de gemeenten eerst verder aangevuld worden.