Enkele weken geleden zei minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) toe dat Wlz-gerechtigden die naar een Wlz-instelling verhuizen, hulpmiddelen thuis kunnen behouden. Mensen die ten minste 18 dagen per jaar thuis logeren, mogen hulpmiddelen thuis behouden. Hulpmiddelen zoals tilliften en douchestoelen. Het zorgkantoor is hiervoor per 1 oktober 2022 verantwoordelijk.

Een mooie ontwikkeling! Het speelt in op behoeften van Wlz-gerechtigden. Dat je niet meer thuis kunt blijven wonen, betekent niet dat je er niet af en toe kunt of wilt verblijven.

Het lukt het Ministerie kennelijk om dit binnen 4 maanden op poten te zetten. Waarom zitten we dan nog steeds opgescheept met artikel 8.6a Wmo 2015?

Hulpmiddelen voor Wlz-gerechtigden; nog onder de Wmo bij thuis wonen

Artikel 2.3.5 lid 6 bepaalt dat een gemeente een maatwerkvoorziening kan weigeren als een cliënt aanspraak heeft op Wlz. Of als hij aanspraak kan maken op Wlz, maar weigert die aan te vragen.

Artikel 8.6a Wmo 2015 maakt daarop een uitzondering. Het luidde op 1 januari 2015, voor zover hier van belang:

Artikel 2.3.5, zesde lid, geldt in 2015 niet voor daar bedoelde cliënten:
a. die thuis wonen en een maatwerkvoorziening inhoudende een hulpmiddel of een woningaanpassing hebben aangevraagd;

Overgangsrecht omdat de Zorgkantoren er niet klaar voor waren

Dit artikel is geplaatst in hoofdstuk 8 van de Wmo, genaamd ‘invoerings- en slotbepalingen.’ Het artikel zelf heeft als titel meegekregen ‘overgangsrecht maatwerkvoorziening’.

De Memorie van Toelichting geeft over 8.6a Wmo 2015 aan dat het de bedoeling was om deze voorzieningen per 1 januari 2015 over te hevelen naar de Wlz. De Zorgkantoren waren echter niet klaar voor een goede inkoop van deze vormen van zorg. Daarom is afgesproken dat de gemeenten in 2015 hiervoor verantwoordelijk blijven.

Ook na 2015 was dit voor de Zorgkantoren kennelijk niet haalbaar. En daarom is per 1 augustus 2016 ‘in 2015’ gewijzigd in ‘tot een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip’.

En zo zitten we in 2022 nog steeds met een overgangsbepaling. Die alleen voor 2015 bedoeld was. Omdat de Zorgkantoren er nog niet klaar voor waren.

Extra hobbel voor thuiswonende Wlz-gerechtigden

Thuiswonende Wlz-gerechtigden moeten voor hulpmiddelen dus nog steeds een beroep doen op de Wmo en Zvw. Ofwel, deze cliënten hebben drie wettelijke regelingen, en drie instanties nodig om in alle behoeften aan zorg en ondersteuning te voorzien. Daarmee maakt de overheid het voor deze groep Wlz-ers onnodig ingewikkeld. Meer formulieren, meer afstemming, meer naar elkaar verwijzen. Wlz-gerechtigden die thuis wonen, zouden daarmee niet geconfronteerd moeten worden. Ze hebben het al moeilijk genoeg.

Wmo-hulpmiddelen in kleinschalige woonvormen

Er zijn twee recente ontwikkelingen, die extra aanleiding geven om het verstrekken van hulpmiddelen voor Wlz-cliënten snel uit de Wmo te halen.

Naast de traditionele Wlz-instelling zijn de laatste jaren allerlei alternatieve woonvormen voor Wlz-geïndiceerden ontstaan. Kleinschalig, gefinancierd met pgb’s en vpt’s uit de Wlz. Hulpmiddelen voor Wlz-cliënten die in zo’n kleine zorgvilla of groepswoning wonen, vallen niet onder de Wlz, maar onder de Wmo. Dat betekent een verschuiving van de bekostiging van hulpmiddelen van de Wlz naar de Wmo.

Regeerakkoord: scheiden van wonen en zorg

Daarnaast is het stapsgewijs scheiden van wonen en zorg onderdeel van het coalitieakkoord 2021-2025. Doel hiervan is een verschuiving van zorg in Wlz-zorginstellingen naar zorg thuis, met een vpt. Zonder ingrijpen in artikel 8.6a Wmo betekent dit nog een extra verschuiving van hulpmiddelen uit de Wlz naar de Wmo.

Regel het in de wet, niet in onderlinge afspraken

Eind 2016 al pleitte de Minister voor vereenvoudiging van de hulpmiddelenzorg in de Wlz. In september 2021 is hiervoor een implementatieplan gemaakt; hulpmiddelen voor mensen met een vpt zouden onder de Wlz gaan vallen. Hoe ver het hiermee staat, is (mij) niet bekend.

Het recente voorstel voor het verstrekken van hulpmiddelen aan Wlz-gerechtigden voor logeren thuis regelen partijen – VWS, Zorgkantoren en VNG – onderling. Ook de verdeling van verantwoordelijkheden voor deeltijdverblijf in een Wlz-instelling is twee jaar geleden op die wijze geregeld.

Maar waarom? Het voelt alsof er deeloplossingen worden geboden. En noodverbanden worden aangelegd. Met als gevolg onduidelijkheid voor gemeenten en Wlz-cliënten. Wat geldt nu precies in welke situatie? En wat als de situatie net anders is? En waar vind je die regelingen? Weet een (beginnende) Wmo-consulent wel dat die regelingen er zijn?

Daarnaast is sowieso een wet of uitvoeringsbesluit een betere plek om deze zaken te regelen. Daar hebben we ze juist voor.

Hulpmiddelen voor alle Wlz-gerechtigden onder de Wlz. Het moet kunnen per 1 januari 2023!

Schrap artikel 8.6a Wmo 2015

Laten we het nu voor al deze situaties goed regelen. Schrap artikel 8.6a Wmo 2015. Als de Zorgkantoren een deel al kunnen organiseren per 1 oktober 2022, moet dat voor de andere situaties ook kunnen. 1 januari 2023 lijkt me een goede ingangsdatum.

En ja, dan krijgen de Zorgkantoren de woningaanpassingen – die ook in artikel 8.6a Wmo 2015 zijn uitgezonderd – er gelijk bij. Geen probleem, daar hebben ze zich 8 jaar op kunnen voorbereiden.

Altijd op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen in het sociaal domein? Dat kan met een abonnement op onze online kennisbank Schulinck JeugdWmoParticipatiewetInburgering of Schuldhulpverlening.