In de Wmo 2015 staat geen concrete definitie van een gestructureerd huishouden. De rechtspraak biedt wel enige houvast.
Het voeren van een gestructureerd huishouden houdt in ieder geval de zorg in voor¹:
- het schoon en op orde houden van het huishouden
- het kunnen beschikken over schoon beddengoed en schone kleding
Daarnaast omschrijft de Memorie van toelichting bij de Wmo 2015 ook wat je kan verstaan onder het voeren van een gestructureerd huishouden: ondersteuning bij het regelen van officiële zaken, het zelfstandig leren wonen, het omgaan met onverwachte gebeurtenissen en het beheren van financiën.² Maar helemaal concreet is deze omschrijving niet. Dat is niet handig voor de praktijk. Hoe stel je dan vast op welke hoeveelheid hbh een cliënt daadwerkelijk recht heeft? En waar regel je dit?
CIZ-normenkader
Bij de introductie van de Wmo 2015 hadden veel gemeenten normtijden vastgelegd om de omvang van de hbh te bepalen. De normtijden werden vaak ontleend aan of kwamen overeen met het Protocol Huishoudelijke Verzorging van het CIZ. Volgens vaste rechtspraak moeten de regels op basis waarvan de omvang van een maatwerkvoorziening wordt bepaald, steunen op objectieve criteria en deugdelijk onderzoek.³ Maar het CIZ-normenkader was oorspronkelijk bedoeld voor hulp bij het huishouden in een verzorgingstehuis. Het CIZ-normenkader was ook verouderd en bovendien minder geschikt voor andere woningen en cliënten die zelfstandig wonen. Dus gemeenten gingen andere mogelijkheden onderzoeken om de omvang van de hbh goed vast te stellen.
Resultaatgericht indiceren
Sommige gemeenten gebruikten toen het principe van “resultaatgericht indiceren”. Het idee is dat cliënten als resultaat een ‘schoon en leefbaar huis’ moeten krijgen. Maar er ontstond nogal discussie over wat daar precies onder moest worden verstaan. Was de inzet van bijvoorbeeld één uur of van vijf uur in de week voldoende om een schoon en leefbaar huis te krijgen? De CRvB heeft daarvan gezegd dat de werkwijze van toekenning van hulp bij het huishouden een duidelijke maatstaf moet bevatten. Dit is van belang voor de rechtszekerheid: de cliënt moet concreet weten waar hij aan toe is. De daarvoor te hanteren maatstaf voor een schoon en leefbaar huis moet berusten op objectief, door onafhankelijke derden te verrichten onderzoek. En de derde mag geen belang hebben bij de uitkomst van het onderzoek (CRvB 8-10-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3241).
HHM-normenkader
In 2019 heeft een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau ‘Bureau HHM’ een normenkader ontwikkeld voor ondersteuning bij het huishouden. Dit normenkader is gebaseerd op gedegen onderzoek. In 2022 is het normenkader verrijkt met aanvullende instructies, terwijl de normtijden gelijk bleven. En in januari 2025 heeft Bureau HHM het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025 uitgebracht. In deze versie zijn de normtijden voor de wasverzorging aangepast naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2025:46).
Uit de rechtspraak volgt dat het HHM-normenkader door gemeenten gehanteerd mag worden door gemeenten bij het bepalen van de omvang van de voorziening hulp bij het huishouden. Je mag uiteraard van het normenkader afwijken. Het is uiteindelijk afhankelijk van de omstandigheden of er juist meer of minder tijd nodig is in een specifieke situatie.
Het is voldoende om in de verordening op te nemen op welke wijze de gemeente de omvang van hulp bij het huishouden vaststelt: een verwijzing volstaat!
Wat regel je nu waar?
Vervolgens ontstaat de vraag of de gemeente in het beleid ‘ergens’ kan verwijzen naar het HHM-normenkader of dat de gemeente bijvoorbeeld het hele normenkader in de verordening moet opnemen.
De wet biedt niet volledig uitsluitsel over wat precies waar moet worden geregeld. Uit de rechtspraak volgt dat essentiële zaken in de verordening moeten staan. Naar mijn mening is het voldoende om in de verordening op te nemen op welke wijze de gemeente de omvang van hulp bij het huishouden vaststelt. Daarbij kan een verwijzing worden gemaakt naar ‘het’ te hanteren normenkader. Als je verwijst naar een bestaand normenkader, dan volstaat een verwijzing daarnaar in de verordening. Alleen als je zelf normtijden vaststelt, moet je in de verordening opnemen hoe je de omvang vaststelt en dit verder uitwerken in het beleid. In bovengenoemde uitspraak van 9 januari 2025 staat ook dat de frequentie niet opgenomen hoeft te worden in de beleidsregels.
Geen woord vergeten
In de praktijk blijkt dat gemeenten uiterst zorgvuldig moeten zijn in de precieze bewoordingen van hun beleid. Dat blijkt duidelijk uit de uitspraak van de CRvB van 2 april 2025 (ECLI:NL:CRVB:2025:601). In deze zaak had een gemeente het HHM-normenkader vrijwel letterlijk overgenomen in haar beleid. In het HHM-normenkader staat dat er verschil is tussen een slaapkamer en een extra kamer die niet gebruikt wordt als slaapkamer. Volgens een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 oktober 2023 mag dit ook.
Maar wat was hier gebeurd? Het woordje ‘slaap’ was weggevallen in de passage over extra tijd voor een extra slaapkamer. In het beleid stond daardoor dat extra tijd werd toegekend voor het gebruik van een extra kamer. Omdat de cliënte een woonkamer en een eetkamer gebruikte, moest de gemeente – op basis van haar eigen beleid – extra tijd toekennen voor het schoonmaken van een extra ‘gewone’ kamer. Dit zou niet nodig zijn geweest als het normenkader correct was overgenomen. Deze casus onderstreept dus het belang van nauwkeurige formulering in gemeentelijk beleid.
Conclusie
Wat je waar regelt, doet ertoe. Essentiële uitgangspunten horen thuis in de verordening, maar niet alles hoeft erin én de formulering is ook belangrijk. Het is verstandiger om in de verordening te verwijzen naar bijvoorbeeld het “meest recente HHM-normenkader”, in plaats van de inhoud letterlijk over te nemen. Zo behoudt de gemeente flexibiliteit bij wijzigingen in het normenkader en worden onbedoelde beleidsfouten voorkomen. Daarnaast hoef je als gemeente alleen je verordening aan te passen als je de meest recente versie van het normenkader niet wenst te volgen. Daarmee blijft het beleid wendbaar én juridisch houdbaar.
¹ Dat blijkt onder andere uit deze uitspraken: CRvB 18-05-2016, nr. 15-4490 WMO15, CRvB 18-05-2016, nr. 15-5356 WMO15 en CRvB 18-05-2016, nr. 16-948 WMO15.
² Bijvoorbeeld: hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken of hulp bij het omgaan met geld.
³ onder andere: CRvB 18-12-2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC1097, CRvB 27-2-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:749, CRvB 27-2-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:842, CRvB 12-12-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3975, CRvB 10-10-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3101