In mijn eerdere opinie ben ik ingegaan op het vormgeven van participatie onder de Omgevingswet voor het borgen van rijksmonumenten. Daar ging het dus specifiek over de rijksmonumenten. Herhaaldelijk werd mij gevraagd hoe het dan zit met de gemeentelijke monumenten en de bescherming daarvan in het omgevingsplan. Deze opinie zoomt daar verder op in.

Één van de minimale eisen vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet is dat het bevoegd gezag (in dit geval het college voor aanvragen op grond van het omgevingsplan) in staat is om aanvragen voor omgevingsvergunningen te beoordelen conform de eisen van de Omgevingswet. Het is belangrijk dat de gemeenteraad een helder beeld heeft bij wélke aanvragen moeten worden getoetst aan wélke regels. Maar wat moet worden neergelegd in het omgevingsplan om te zorgen dat aanvragen voor activiteiten die gemeentelijke monumenten raken, worden getoetst aan regels die zorgen voor bescherming van deze monumenten?

Aanwijzen gemeentelijke monumenten in omgevingsplan

De definitie van cultureel erfgoed bevat voldoende ruimte voor de gemeente om te bepalen wat behoort tot het regionale erfgoed binnen de gemeentegrenzen. In het omgevingsplan moet rekening worden gehouden met het te beschermen cultureel erfgoed (artikel 5.130 Bkl). Zo ook aangewezen gemeentelijke monumenten. Welke gemeentelijke monumenten als het te beschermen erfgoed moet worden aangemerkt, kan worden bepaald aan de hand van de cultuurhistorische en archeologische waardenkaart en de subjectieve waardering van bewoners. Zie voor dat laatste mijn eerdere opinie ‘Participatie? Denk aan onze Rijksmonumenten!’. Daarnaast kan de verplichte adviescommissie bij aanvragen om een omgevingsvergunning voor rijksmonumentenactiviteiten een rol hebben bij advies over andere onderdelen van de kwaliteiten van de fysieke leefomgeving. Zoals ook gemeentelijke monumenten.

Is duidelijk welke gemeentelijke monumenten tot het te beschermen cultureel erfgoed behoren, dan worden ze aangewezen in het omgevingsplan. Het aanwijzen is een bevoegdheid van de gemeenteraad (artikel 2.4 Ow). De aanwijzingsbevoegdheid kan door de gemeenteraad worden overgedragen aan het college (artikel 2.8 Ow).

In het omgevingsplan vindt de aanwijzing plaats door de locatie de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven (artikel 4.2 Ow en onderdeel A van Bijlage I bij artikel 1.1 Bbl). Dit zal in de praktijk gepaard gaan met een werkingsgebied en annotatie in het DSO.

Beschermen gemeentelijke monumenten in omgevingsplan

Nadat duidelijk is welke gemeentelijke monumenten tot het te beschermen cultureel erfgoed behoren, is het nodig om helder te krijgen wat moet gebeuren om deze te kunnen beschermen.

De Omgevingswet bevat geen normen voor cultureel erfgoed, maar geeft aan dat in het omgevingsplan rekening moet worden gehouden met cultureel erfgoed (artikel 5.130 Bkl).

1. Evenwichtige toedeling van functies aan locaties

Als we het hebben over ‘rekening houden met cultureel erfgoed’, dan is het ten eerste van belang te kijken naar de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Als bijvoorbeeld een archeologische vindplaats als gemeentelijk monument is aangewezen in het omgevingsplan, dan zal op die locatie waarschijnlijk geen parkeergarage worden toegestaan.

Let op: om archeologische monumenten te beschermen, kan de gemeenteraad in het omgevingsplan regels stellen over de eisen aan onderzoek naar de archeologische waarde van een locatie, de archeologische onderzoeksplicht (artikel 5.130 lid 4 Bkl). In deze opinie wordt daar niet verder op ingegaan.

2. Begrippen

Ten tweede is het van belang dat de toegewezen functies aan locaties (i.c. gemeentelijk monument) eenduidig worden benoemd. Aan de functie gemeentelijk monument kan bijvoorbeeld de volgende benaming worden toegekend: monument of archeologisch monument waaraan in het omgevingsplan de functie-aanduiding gemeentelijk monument is gegeven.

Door het eenduidig toepassen van wettelijke begrippen voor cultureel erfgoed in het omgevingsplan kan het cultureel erfgoed beter worden beschermd.

3.  Instructieregels

Ten derde geeft het Rijk aan waarmee in ieder geval rekening wordt gehouden in het omgevingsplan (artikel 5.130 lid 2 Bkl):

  • Een monument mag niet ontsierd, beschadigd of gesloopt worden.
  • Een monument mag niet worden verplaatst. Het vormt namelijk een ondeelbaar geheel met een historische plek. Het mag alleen als sprake is van een dringende noodzaak of zwaarwegende nationale of internationale belangen.
  • Leegstand van monumenten moet worden voorkomen.
  • Aantasting van de omgeving van monumenten moet worden voorkomen. Het gaat niet om de omgeving op zichzelf, maar een aantasting van de omgeving waardoor het monument wordt beschadigd of ontsierd. In deze opinie wordt niet verder ingegaan op de regels die kunnen worden gesteld met betrekking tot de omgeving van monumenten.

Regels gemeentelijke monumenten in omgevingsplan

Hier komen we weer terug op de minimale eis vóór inwerkingtreding: ‘Aan welke regels moeten de aanvragen voor activiteiten die gemeentelijke monumenten raken, worden getoetst?

Aan de hand van de aangewezen gemeentelijke monumenten, de evenwichtige toedeling van functies aan locaties én de instructieregels van het Rijk kan gekozen worden om in het omgevingsplan onder andere het volgende op te nemen:

  • Een verbod om een monument zo te slopen, verstoren, wijzigen of herstellen dat het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.
  • Een vergunningplicht om een monument zo te slopen, verstoren, wijzigen of herstellen dat het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Een vergunning is dan nodig voor een omgevingsplanactiviteit (artikel 5.1 lid 1 sub a Ow). Deze vergunningplicht is gebaseerd op de instructieregel van het Rijk en bevat een open regel die om een nadere belangenafweging en beoordeling vraagt. Deze open norm kan verder worden ingevuld met beleidsregels. Hierdoor wordt het voor de burger duidelijk in welke gevallen een vergunning wordt verleend.

Let op:

    • Bepaalde omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot bouwwerken zijn vergunningsvrij (artikel 2.29 Bbl). Echter, als het gaat om beschermde gemeentelijke monumenten, dan bestaat daarop een beperking (artikel 2.30 Bbl). Niet alle genoemde bouwwerken in artikel 2.29 Bbl waarbij activiteiten plaatsvinden worden in het kader van cultureel erfgoed uitgezonderd van de vergunningplicht. Let hier dus op bij het besluit tot wijziging van het (tijdelijk) omgevingsplan.
    • In artikel 22.27 bruidsschat omgevingsplan geldt voor een aantal bouwactiviteiten geen vergunningplicht van de omgevingsplanactiviteit bouwwerken. Echter, deze gelden niet als het gaat om cultureel erfgoed. Voor een bouwactiviteit in, aan of op een (voor)beschermd monument of archeologisch monument geldt namelijk een vergunningplicht (artikel 22.28 bruidsschat). Let hier dus (direct na inwerkingtreding van de Omgevingswet) op bij het toetsen van aanvragen aan het (tijdelijk) omgevingsplan van rechtswege.
  • Het mogelijk maken van het wijzigen van het gebruik van het monument om leegstand van het monument te voorkomen.

 

De Omgevingswet biedt ruimte om gemeentelijke monumenten te beschermen in het omgevingsplan. Ga na wat voor deze bescherming nog moet gebeuren vóór inwerkingtreding van de wet!

Slot

Als duidelijk is welke gemeentelijke monumenten moeten worden beschermd en welke regels in het omgevingsplan daarvoor nodig zijn, is het mogelijk om de interne processen daarop af te stemmen. Denk vooral aan de minimale eis zoals besproken in deze opinie en minimale eis 2, 3 en 5 van de VNG. Ga daarom aan de hand van de bovenstaande informatie na wat in uw gemeente nog vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet nodig is om de gemeentelijke monumenten straks onder de Omgevingswet te kunnen beschermen.

Meer weten?

Onze kennisbank Schulinck Omgevingsrecht bevat meer informatie over het thema cultuur erfgoed onder de Omgevingswet. Nog geen klant? Neem dan een gratis proefabonnement! Daarnaast is onze checklist ‘Overzicht in Omgevingswet voor gemeenten’ handig om na te gaan wat u moet doen vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet.