Een bijstandsgerechtigde die geen bankafschriften inlevert als de gemeente dit vraagt, schendt de medewerkingsplicht. Een bijstandsgerechtigde die inkomsten uit arbeid verzwijgt, schendt de inlichtingenplicht. Maar welke plicht wordt geschonden als de bijstandsgerechtigde geen inkomstenformulier inlevert?

Op 12 juli 2022 oordeelt de CRvB dat het niet indienen van bankafschriften of andere bewijsstukken geen schending van de inlichtingenplicht uit artikel 17 lid 1 van de Participatiewet oplevert. De CRvB komt met deze uitspraak terug op eerdere uitspraken. Geconcludeerd wordt dat het niet inleveren van bewijsstukken een schending oplevert van de medewerkingsplicht uit artikel 17 lid 2 van de Participatiewet. Bewijsstukken zijn namelijk geen inlichtingen, maar dienen ter verificatie van gegevens en verdenkingen. Op zichzelf staand zijn bewijsstukken niet van belang voor het recht op bijstand.

De praktijk

In de praktijk heeft deze uitspraak veel los gemaakt. Er bestaat nog maar een dunne lijn tussen de inlichtingenplicht en de medewerkingsplicht. Naar aanleiding van deze ontwikkeling in de rechtspraak ga ik in deze bijdrage verder in op de vraag welke plicht wordt geschonden als een bijstandsgerechtigde het inkomstenformulier niet inlevert.

Het inkomstenformulier: een bewijsstuk of een formulier met inlichtingen

Praktijkvoorbeeld
Jan (28) heeft een bijstandsuitkering, maar wil graag aan het werk. Op 11 mei 2023 geeft Jan aan de gemeente door dat hij een baan heeft gevonden. Hij kan per 1 juni 2023 aan de slag als oproepkracht. De gemeente feliciteert Jan met zijn nieuwe baan. Daarbij geeft de gemeente ook aan dat Jan maandelijks via een inkomstenformulier moet doorgeven of hij heeft gewerkt. Op het inkomstenformulier moet hij ook aangeven hoe hoog zijn inkomsten zijn geweest als hij heeft gewerkt. Jan levert het inkomstenformulier vervolgens niet in.

Schending van de inlichtingenplicht of de medewerkingsplicht

Om te kunnen beoordelen of Jan de inlichtingenplicht of de medewerkingsplicht schendt, moet gekeken worden naar wat er concreet aan Jan is gevraagd. De gemeente heeft aangegeven dat Jan maandelijks moet doorgeven of hij heeft gewerkt en hoe hoog zijn inkomsten zijn geweest. De gemeente vraagt daarbij ook aan Jan om de gevraagde informatie schriftelijk door te geven. Hier wordt het inkomstenformulier voor gebruikt.

Er kan in dit geval niet gesproken worden van een bewijsstuk, want het inkomstenformulier is geen controlemiddel. De informatie is op zichzelf staand relevant voor de omvang van het recht op bijstand. Daarbij heeft de CRvB in de uitspraak van 12 juli ook overwogen dat de gemeente een bijstandgerechtigde op grond van de inlichtingenverplichting mag vragen om inlichtingen schriftelijk te verschaffen. Dat wil zeggen: schriftelijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand –, bijvoorbeeld door middel van vragen- of heronderzoeksformulieren. Dit volgt uit rechtsoverweging 4.5.6 in ECLI:NL:CRVB:2022:1395. De gemeente vraagt deze informatie dus op grond van de inlichtingenplicht.

Het wel of niet hebben van inkomsten is van belang voor (de omvang van) het recht op bijstand. Nu Jan de gevraagde informatie over zijn werkzaamheden en inkomsten niet doorgeeft, schendt hij de inlichtingenplicht. Ook als Jan niet heeft gewerkt, zijn dit inlichtingen die Jan moet doorgeven. Het ontbreken van inkomsten is immers ook van belang voor de omvang van het recht op bijstand. Als Jan de gevraagde informatie niet geeft, dan mag de gemeente de uitkering van Jan intrekken op grond van artikel 54 lid 3 van de Participatiewet. Het recht op bijstand kan in dat geval namelijk niet worden vastgesteld.

Op dit punt komen de inlichtingenplicht en de medewerkingsplicht samen, terwijl de gevolgen van het schenden van deze plichten uiteenlopen.

Het opvragen van het inkomstenformulier met eventuele bewijsstukken

Het is in de praktijk gebruikelijk dat bij het inkomstenformulier ook meteen eventuele bewijsstukken worden opgevraagd. Denk bijvoorbeeld aan eventuele loonstroken of bankafschriften. Deze bewijsstukken zijn controlemiddelen en vallen, in tegenstelling tot de gevraagde opgave van de inkomsten, onder de medewerkingsplicht. Op dit punt komen de inlichtingenplicht en de medewerkingsplicht samen, terwijl de gevolgen van het schenden van deze plichten uiteenlopen. Hieronder ga ik verder in op de verschillende situaties die zich kunnen voordoen. 

Het inkomstenformulier inleveren zonder loonstroken

Een van de mogelijke situaties is dat de bijstandsgerechtigde geen loonstrook inlevert, maar via het inkomstenformulier wel verklaart dat hij 700 euro aan inkomsten heeft ontvangen.

Door de hoogte van de inkomsten door te geven, verstrekt de bijstandsgerechtigde de gevraagde informatie. Er is dus geen sprake van schending van de inlichtingenplicht. Maar deze inlichtingen moeten nog gecontroleerd worden. De gevraagde loonstrook is op zichzelf staand niet van invloed op het recht op bijstand, maar slechts een bewijsstuk ter controle. Door de loonstrook niet in te leveren, schendt de bijstandsgerechtigde dan ook de medewerkingsplicht. De gemeente kan in dit geval dan ook de opschortingsprocedure starten, en zo nodig overgaan tot intrekking van het recht op bijstand. Dit op basis van artikel 54 lid 1 en artikel 54 lid 4 van de Participatiewet.

Geen inkomstenformulier en geen loonstrook inleveren

Naast de situatie dat alleen het inkomstenformulier wordt ingeleverd, is het natuurlijk ook mogelijk dat de bijstandsgerechtigde geen inkomstenformulier én geen (eventuele) loonstrook inlevert.

Zoals gezegd is de loonstrook een bewijsstuk ter controle van de hoogte van de inkomsten. Daarmee valt het verstrekken van de loonstrook onder de medewerkingsplicht. Maar in dit geval verstrekt de bijstandsgerechtigde ook geen inlichtingen via het inkomstenformulier. Hierdoor weet de gemeente niet of er daadwerkelijk inkomsten zijn ontvangen. Mogelijk heeft de bijstandsgerechtigde in de afgelopen maand niet gewerkt en is er dus ook geen loonstrook aanwezig.

De gemeente moet naar mijn mening in deze situatie dan ook uitgaan van schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 lid 1 Participatiewet. De bijstandsgerechtigde moet allereerst doorgeven of hij al dan niet heeft gewerkt en uit deze werkzaamheden inkomsten heeft ontvangen. Wordt hier niet aan voldaan? Dan kan de gemeente het recht op bijstand intrekken op grond van artikel 54 lid 3 Participatiewet omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.

De vraagstelling staat centraal

Op basis van het bovenstaande kom ik tot de conclusie dat de vraag die gesteld is aan de bijstandsgerechtigde bepalend is voor het antwoord of de inlichtingenplicht of de medewerkingsplicht is geschonden. Gaat het namelijk om een verzoek om informatie (eventueel onderbouwt met een bewijsstuk) of om bewijsstukken die worden opgevraagd ter controle? Wees dan ook bewust van de vraag die wordt gesteld aan de bijstandsgerechtigde. Want ook al is de lijn tussen de medewerkingsplicht en de inlichtingenplicht dun, de vervolgprocedures en grondslagen zijn wezenlijk anders.

Meer weten

Wil je als gemeente op de hoogte blijven van alle actuele ontwikkelingen op het gebied van Schuldhulpverlening, Inburgering, de Jeugdwet, de Participatiewet of de Wmo? Neem dan een abonnement op onze Kennisbanken  SchuldhulpverleningInburgeringJeugdParticipatiewet en/of Wmo