Peter (62) zit in de bijstand. Hij woont samen met zijn twee meerderjarige kinderen: Eef (29) en Roel (28). Beiden betalen kostgeld van € 200,- per maand. Peter betaalt zelf het grootste gedeelte van de vaste lasten. Doordat de kostendelersnorm van toepassing is, krijgt Peter een lagere uitkering dan wanneer hij alleen zou wonen. De gemeente brengt op deze lagere norm ook het kostgeld dat Peter krijgt in mindering. Mag dit? Of beter gezegd: moet dit?

Het korte antwoord: ja, maar er is ruimte om het niet te doen! Hoe dat zit, leg ik hieronder uit.

Wat is het probleem?

De hoogte van de kostendelersnorm is afgestemd opdat personen in hetzelfde huishouden kosten kunnen delen. Korten van de bijdragen van kostendelers (kostgeld), verlaagt de norm (nog) verder. Er wordt dan eigenlijk 2 keer rekening gehouden met het kunnen delen van de kosten.

In het geval van Peter betekent dit dat hij het gezin moet onderhouden met alleen de kostendelersnorm.

Wat zegt de wet?

Kostgeld is inkomen. Dit volgt uit artikel 32 lid 1 Participatiewet. Dit artikel geeft de definitie van inkomen. Aan deze definitie voldoet kostgeld.

Ook belangrijk is artikel 33 lid 4 Participatiewet. Dit artikel bepaalt dat als je samenwoont en je daardoor besparingen hebt, je dit als inkomen kan korten. Dit kan alleen als hier in de kostendelersnorm nog geen rekening mee is gehouden.

Hieruit kun je afleiden dat alleen het deel dat niet is meegenomen in de kostendelersnorm als inkomen in aanmerking genomen kan worden. Dit is helaas niet het geval.

Wat zegt de toelichting?

In de toelichting van artikel 33 lid 4 Participatiewet staat:

“Deze inkomsten kunnen uiteraard slechts op de uitkering in mindering worden gebracht voorzover de gemeente deze nog niet heeft verdisconteerd in het kader van de toeslag of verlaging.”1

 Je kunt zeggen dat inkomsten uit kostgeld dus vallen onder 33 lid 4 Participatiewet als daarmee nog geen rekening is gehouden in de norm. Bij de kostendelersnorm is dit wel het geval. Als de kostendelersnorm wel van toepassing is, houd je al rekening met een deel van de inkomsten uit kostgeld. Dit betekent dat je geen rekening kunt houden met de volledige inkomsten uit kostgeld.

Overbodig

De letterlijke tekst van artikel 33 lid 4 Participatiewet ziet specifiek op het geval dat de norm is afgestemd. Vreemd, want met artikel 18 lid 1 Participatiewet kun je hetzelfde resultaat bereiken. Wat mij betreft is artikel 33 lid 4 Participatiewet, zoals hij nu is, overbodig.

Wat zegt de rechter?

Er is weinig jurisprudentie over dit onderwerp. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat stortingen en bijschrijvingen inkomen zijn.2 Het kostgeld kan namelijk gebruikt worden voor het levensonderhoud.

Wel oordeelt de rechtbank Rotterdam in een specifiek geval dat er geen sprake is van inkomen.3 In deze zaak was duidelijk dat het kostgeld werd ‘verzameld’ als deel van de huur. Dit bedrag kan de bijstandsgerechtigde eigenlijk niet gebruiken voor zijn eigen levensonderhoud. Over dit bedrag kan hij niet vrij beschikken. Dit bedrag moet namelijk worden doorbetaald aan leveranciers.

Juridisch klopt het niet helemaal, maar met het doel van de regeling in gedachten vind ik het zeker verdedigbaar.

Wat is de conclusie?

Kostgeld moet je korten op de bijstand. Het is namelijk geld waar belanghebbende vrij over kan beschikken. Belanghebbende kan beslissen of hij het kostgeld gebruikt voor de vaste lasten of niet. Er is volgens de wet dus geen verschil tussen kostgeld of het ontvangen van een ander geldbedrag.

Wat is de oplossing?

Je houdt rekening met het deel van de inkomsten dat boven de norm uitkomt. Dit kan door het oprekken van artikel 33 lid 4 Participatiewet.

Je leest het artikel dan ruimer dan de letterlijke tekst. Je ziet het kostgeld dan eigenlijk als een bijzondere vorm van lagere algemene noodzakelijke kosten. En laat het kostgeld vrij voor zover dit niet boven de norm zonder kostendelers uitkomt. Daar moet iemand zonder kostendelers ook van rond komen en zijn vasten lasten meebetalen.

Wat betekent dit voor Peter?

In het geval van Peter krijg je dan:4


Kostgeld is minder dan norm Kostgeld is boven de norm
Norm zonder toepassing kostendelersnorm € 1.195,66 Norm zonder toepassing kostendelersnorm € 1.195,66
Norm mét toepassing kostendelersnorm (3persoonshuishouden) € 740,17 Norm mét toepassing kostendelersnorm (3persoonshuishouden) € 740,17
Verschil tussen normen € 455,49 Verschil tussen normen € 455,49
Totaal aan ontvangen kostgeld € 400,00 Totaal aan ontvangen kostgeld € 600,00
Korten op de bijstand Niks, want er blijft nog 55,49 ‘over’. Korten op de bijstand € 144,51
Totale inkomen Peter € 1.140,17 Totale inkomen Peter € 1.195,66

Leidt dit tot een onredelijk resultaat? Dan kun je artikel 18 lid 1 Participatiewet toepassen en de norm naar boven of beneden afstemmen.

Probleem opgelost zou je denken. Toch heb ik hier mijn twijfels bij.

Wat is nog niet opgelost?

Kostgeld is natuurlijk niet per definitie alleen voor de woonkosten/-lasten. Het kan zijn dat een ouder kostgeld ontvangt, maar daarnaast ook boodschappen worden betaald door de kostendelers. Je krijgt dan een hele andere situatie dan die van Peter en in de hierboven genoemde zaak bij de rechtbank Rotterdam. In dat geval zou er mogelijk wel sprake zijn van ‘extra’ inkomen.

Voorbeeld

Diana woont samen met haar 2 kinderen, Martijn (29) en Wesley (28). Beiden betalen € 200,- per maand aan kostgeld. Daarnaast doet Martijn een deel van de maandelijkse boodschappen (€ 50,-) en Wesley betaalt de energierekening (€ 200,-).

Zou je uitgaan van de oplossing hierboven dan zou Diana erop vooruitgaan ten opzichte van Peter. Zij ontvangt namelijk:

  • Bijstand naar de norm van de kostendelersnorm € 740,17
  • Kostgeld van € 400,-
  • Boodschappen en energie € 250,-

In totaal dus een bedrag van: € 1.390,17. Diana komt hiermee boven de norm van een alleenstaande zonder kostendelers. Dit terwijl het inkomen van Peter maximaal € 1.195,66 is.

De beste oplossing hiervoor is afstemmen (maatwerk). Dat kan via artikel 18 lid 1 Participatiewet. Je stemt de uitkering van Diana dan naar beneden af, omdat zij minder woonlasten heeft.

Het is dan aan de gemeente om te bepalen wat precies afgestemd moet worden. De vaste lasten kunnen namelijk ook onredelijk hoog zijn.5

Wat zijn mogelijke oplossingen?

Ik zie 3 mogelijkheden om het dubbel korten in de kostendelersnorm op te lossen.

1.   Afstemmen

De eerste optie is om met de motivering van ‘’dubbel korten’’ de uitkering na het korten naar boven af te stemmen. Dit kan via artikel 18 lid 1 Participatiewet. Of dit juridisch juist is, is twijfelachtig. Voor afstemming moet namelijk sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden.6 Dit zal meestal niet het geval zijn.

2.   Niet direct betalen aan bijstandsgerechtigde

Een andere (praktische) oplossing is om het kostgeld niet direct in de handen te laten komen van de bijstandsontvanger. Bijvoorbeeld door het doen van boodschappen of de bijdrage direct over te maken naar de verhuurder.

Op deze manier beschikt bijstandsgerechtigde niet direct en niet vrij over de bijdragen. Het is dan geen inkomen in de zin van de wet.

Kleine kanttekening: de gemeente kan dit zien als structurele besparingen. Dat kan verlaging van de bijstand op grond van artikel 18 lid 1 Participatiewet tot gevolg hebben.

3.   Aanpassen van de Participatiewet

Nog eenvoudiger is om de bijdragen tot de norm zonder kostendelers niet als inkomen in aanmerking te nemen. Dit kan door het aanpassen van artikel 33 lid 4 Participatiewet, zoals ik hierboven heb beschreven in de voorbeelden. Met eventueel nog afstemming via artikel 18 lid 1 Participatiewet.

Mijn advies

Kies voor optie 2. Dit is een praktische oplossing waarbij je de wet als het ware buitenspel zet. 

Mijn oproep: verbeter artikel 33 lid 4 Participatiewet.

Mijn oproep

Nu de minister toch bezig is met het in balans brengen van de Participatiewet7, roep ik haar op om ook dit ‘probleem’ in balans te brengen.

Mijn oproep: verbeter artikel 33 lid 4 Participatiewet.  Bijvoorbeeld door de laatste zinsnede aan te passen: ‘’…als de kostendelersnorm van toepassing is, wordt kostgeld alleen als inkomen aangemerkt als dit in totaal hoger is dan de kosten van de vaste lasten in het huishouden’’.

Het artikel is dan niet meer overbodig. Het geeft richting hoe om te gaan met kostgeld en inkomsten uit onderhuur.

 

1 TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 60-61.

2 Zie bijvoorbeeld CRvB 7-3-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1055.

3 Rechtbank Rotterdam 21-4-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3527 met noot André Pepers.

4 In deze voorbeelden wordt gebruikt gemaakt van de normen inclusief vakantietoeslag die gelden op 1-1-2023.

5 Je zou hiervoor kunnen kijken naar de gemiddelde prijzen.

6 Zie bijvoorbeeld CRvB 1-5-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1344.

7 Zie onder andere: Kamerbrief stand van zaken Participatiewet in balans.