Mag een gemeente ‘zomaar’ zelf bepalen hoeveel en wat iemand mag bijverdienen naast een bijstandsuitkering? Dit is de vraag die op dit moment speelt na een bericht dat de gemeente Amsterdam mensen met een bijstandsuitkering de mogelijkheid wil geven om tot bijvoorbeeld € 500,- per maand bij te verdienen. Het doel? Wennen aan werk, de baankans vergroten en ook even verlost zijn van het absolute minimum. Een mooi streven! Maar biedt de wet wel deze ruimte?

De Participatiewet en inkomstenvrijlating

De hoogte van de bijstand is het verschil tussen het inkomen en de van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 19 lid 2 Participatiewet). Inkomsten uit arbeid worden hierbij in beginsel niet vrijgelaten en moeten dus in mindering worden gebracht op de uitkering (artikel 31 Participatiewet).

Wel geeft de Participatiewet drie mogelijkheden om een inkomstenvrijlating toe te passen.

  1. reguliere inkomstenvrijlating (artikel 31 lid 2 onderdeel n Participatiewet);
  2. aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders (artikel 31 lid 2 onderdeel r Participatiewet); en
  3. inkomstenvrijlating voor personen met een medische urenbeperking (artikel 31 lid 2 onderdeel y Participatiewet).

De hoogte en duur van deze vrijlatingen zijn gemaximeerd. Dit is dwingend recht.¹ Een gemeente kan hier dus niet (beleidsmatig) van afwijken. Wel is er beoordelingsruimte in het criterium dat de vrijlating alleen mag worden toegepast als deze bijdraagt aan arbeidsinschakeling. 

Of dit wel écht mag is naar mijn idee nog maar de vraag. De wetgever heeft namelijk een bewuste keuze gemaakt om de inkomstenvrijlating apart in de wet te regelen en daarbij een maximum te stellen aan de hoogte en duur van de vrijlating.

Maas in de wet: de uitstroompremie?

In Amsterdam stellen ze een ‘maas in de wet’ te hebben gevonden door de vrijlating van de bijverdiensten te laten vallen onder de uitstroompremie (artikel 31 lid 2 onderdeel j Participatiewet). Zij passen de reguliere inkomstenvrijlating toe zoals wettelijk geregeld: gedurende zes maanden een vrijlating tot een maximum van € 220,- per maand. In totaal dus € 1.320,- per jaar. Daarbij komt de uitbetaling van de uitstroompremie van maximaal € 2.629 ,-. Wat neerkomt op een jaarlijkse vrijlating van € 3.949,-. Overigens geeft dit een maximale vrijlating van op jaarbasis € 329,08 per maand en niet de eerder aangegeven € 500,-.

Of dit wel écht mag is naar mijn idee nog maar de vraag. De wetgever heeft namelijk een bewuste keuze gemaakt om de inkomstenvrijlating apart in de wet te regelen en daarbij een maximum te stellen aan de hoogte en duur van de vrijlating. Daarnaast is het uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de uitstroompremie een structureel karakter heeft en kan deze maximaal twee keer per jaar worden toegekend.² Dit staat dus haaks op de gedachtegang van de gemeente Amsterdam om maandelijks extra inkomsten vrij te laten buiten de wettelijk geregelde inkomstenvrijlatingen. Zeker wanneer de gemeente dit zou doen zonder voorbehoud en voor alle werkenden jaar in jaar uit. Ondanks dat zij op dit moment deze vrijlating slechts tweemaal per jaar uitbetalen en hiermee wel voldoen aan die wettelijke eis.

Kanttekening die ik hierbij plaats is dat wanneer men meerdere jaren in de bijstand zit er met deze ‘oplossing’ een structureel karakter kan ontstaan. Aan de andere kant kan ook gezegd worden dat de premie is bedoeld om positief gedrag gericht op uitstroom naar betaalde arbeid te belonen. Op die grond zou de uitstroompremie daarom wel voor dit doeleinde toegepast kunnen worden. Maar het einddoel blijft volledige uitstroom. In geval van langdurige gedeeltelijke uitstroom door parttime werk kan het ook nog zijn dat de extra stimulans die de premie moet bieden verminderd, omdat er een bepaalde mate van gewenning optreedt. En laat de wetgever dat nu net willen voorkomen door de vrijlating slechts twee keer per jaar betaalbaar te stellen. Al moet de gemeente voor elke nieuwe premie wel een nieuw besluit nemen. Dit op basis van een beoordeling van de voortgang van de re-integratie van de belanghebbende. De premie is dus geen automatisme.³

Verhouding tot vangnetprincipe?

Stel dat men tot € 500,- maandelijks mag bijverdienen – in mijn ogen een flink bedrag – is dan nog wel sprake van een vangnet? Daarbij de vraag of de normen van de bijstand te hoog of te laag zijn in het midden gelaten. Met de achterliggende vangnetgedachte is het in mijn ogen toch wel vreemd als men voor onbeperkte tijd een bedrag tot € 500,- kan vrijlaten. Al is het natuurlijk aan het college om te bepalen of zij dit voor onbeperkte tijd doen en of dit dan echt € 500,- zal zijn of een lager bedrag conform mijn berekeningen hierboven. Gevolg kan zijn dat een ‘wildgroei’ aan beleid ontstaat, waardoor men in de ene gemeente mogelijk meer mag bijverdienen dan in de andere. Iets wat mij in dit geval zeer onwenselijk lijkt. Werken moet naar mijn mening in gelijke gevallen op gelijke wijze lonen en kan daarbij niet afhankelijk zijn van de woonplaats. Lijkt mij dat de wetgever ditzelfde heeft beoogd door de inkomstenvrijlating apart en dwingend te regelen. 

Eerdere experimenten

Het doel van de ‘extra’ vrijlating in Amsterdam is volgens de wethouder onder andere het vergroten van de baankans. Uit eerdere experimenten is echter niet gebleken dat de extra mogelijkheid tot bijverdienen tot resultaten heeft geleid. De vraag is dus in hoeverre het verstandig is (mocht er überhaupt juridisch gezien ruimte zijn) om de extra vrijlating te gaan toepassen. Mogelijk levert dit uiteindelijk alleen maar meer kosten op. Uiteraard is dit een afweging die het college in dat geval zelf moet maken.

Conclusie

Of de gemeente Amsterdam hier dus met de oplossing is gekomen voor meer uitstroom en een menselijkere maat? Dat lijkt mij niet. Moet politiek Den Haag nog een keer goed kijken naar het strenge regime van de Participatiewet? Dat lijkt mij een goed idee. Door de boodschappenaffaire is er al discussie gaande over het terugbrengen van de menselijke maat in de Participatiewet. Mogelijk kan ook een versoepeling of aanpassing van de inkomstenvrijlating hierin worden meegenomen.

Meer weten over de mogelijkheden tot maatwerk binnen de Participatiewet? Volg de opleiding: De omgekeerde toets en de wet in 1 hand.

 

¹ TK 2014-2015, 34 227, nr. 3, p. 8.

² TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 56-58 en TK 2008-2009, 31 577, nr. 19.

³ TK 2004–2005, 29 861 en 29 544, nr. 4