In de opinie ‘Anoniem procederen bij de bestuursrechter’ kwam ter sprake hoe de bestuursrechter in een beroepsprocedure omgaat met een verzoek om anonimiteit en wat dit betekent voor het bestuursorgaan. In deze opinie komt ter sprake of in het kader van de uniforme voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb), het naar voren brengen van een anonieme zienswijze is toegestaan en welke problemen daardoor kunnen ontstaan.

De opinie ‘Anoniem procederen bij de bestuursrechter’ is geschreven toen het Europese Hof van Justitie het Varkens in Nood-arrest (ECLI:EU:C:2021:7) nog niet had gewezen. Het Hof oordeelde dat een natuurorganisatie rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter kan instellen tegen een besluit met aanzienlijke effecten voor het milieu, ook als zij tegen het ontwerp van dit besluit geen zienswijze naar voren heeft gebracht (meer uitleg over het arrest is te vinden in de opinie ‘Hof van Justitie van de Europese Unie volgt conclusie Bobek’).

Dat het indienen van een anonieme zienswijze is toegestaan, zal dan ook voor belanghebbenden die zich verzetten tegen het ontwerp van een omgevingsrechtelijk besluit, geen probleem opleveren. Zij hoeven namelijk geen zienswijze naar voren te brengen (ECLI:NL:RVS:2021:786).

Dit ligt echter anders voor de persoon die geen rechtstreeks belang bij de vernietiging van een omgevingsrechtelijk besluit heeft. Die persoon kan namelijk alleen beroep instellen als hij een zienswijze naar voren heeft gebracht (ECLI:NL:RVS:2021:953). Wie dan kiest voor anonimiteit, kan moeilijk aantonen dat hij/zij ‘toch’ een zienswijze naar voren heeft gebracht. De bewijslast hiervoor rust op zijn schouders.

Wanneer is het indienen van een anonieme zienswijze toegestaan?

De hoofdregel is dat tegen ontwerpbesluiten die met de uitgebreide uniforme voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb) worden voorbereid alleen zienswijzen kunnen worden ingediend door belanghebbenden (artikel 3:15 lid 1 Awb).

In de Wro wordt op deze hoofdregel een uitzondering gemaakt. Tegen een ontwerpbestemmingsplan kan door eenieder een zienswijze worden ingediend (artikel 3.8 lid 1 onder d Wro). De Wro geeft geen verdere (indienings)eisen waaraan de zienswijze moet voldoen. Dat betekent dat daarvoor terug moet worden gevallen op de bepalingen uit de Awb.

Artikel 3:12 Awb geeft enkele voorschriften over de kennisgeving. In de kennisgeving (van het ontwerpbesluit dat ter inzage wordt gelegd) wordt vermeld:
a. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
b. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
c. op welke wijze dit kan geschieden;
d. indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Als dus blijkt dat eenieder een zienswijze kan indienen, is anonimiteit mogelijk. Mocht dit binnen uw organisatie mogelijk zijn, dan is het aan te bevelen dat in de kennisgeving wordt vermeld dat de indiener van een anoniem zienswijzedocument het risico loopt om geen beroep bij de bestuursrechter te kunnen instellen als hij a) geen belanghebbende is en b) niet kan aantonen dat hij/zij een zienswijze naar voren heeft gebracht.

’De indiener van een anoniem zienswijzedocument loopt het risico om geen beroep bij de bestuursrechter in te kunnen stellen.

Relativiteitsvereiste

De niet-belanghebbende die kan aantonen dat hij/zij een zienswijze naar voren heeft gebracht, kan dus beroep tegen het definitieve besluit instellen. Hij/zij kan niet zonder meer bereiken dat dit besluit door de bestuursrechter wordt vernietigd. Er bestaat namelijk een reële kans dat het belang van de – volgens eiser geschonden – norm niet mede strekt tot bescherming van eisers belang. Met andere woorden: het relativiteitsvereiste (artikel 8:69a Awb) kan in de weg staan aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Hoewel de toegang tot het recht niet wordt beperkt, zal het instellen van beroep niet altijd tot de gewenste uitkomst leiden.

Meer informatie over het relativiteitsvereiste kunt u teruglezen in de opinie ‘Beroepsprocedure/? Houd het relativiteitsvereiste in ogenschouw!’ en de opinie ‘Meneer Bobek, de belanghebbende, het relativiteitsbeginsel en de onderdelentrechter’.

Meer vertrouwen onder de Omgevingswet?

Het zal niet altijd makkelijk zijn voor de betrokkene om aan te tonen dat een zienswijze naar voren is gebracht. Hoewel de Afdeling de toegang tot de rechter niet afsluit, kan dat voor anonieme betrokkenen wel zo voelen. In de context van de Omgevingswet en de participatieplicht verdient het daarom aanbeveling om zo’n veilige sfeer voor burgers te scheppen dat niemand de behoefte/noodzaak voelt om tijdens de zienswijzeprocedure anoniem te blijven.

Meer informatie over de participatieplicht is te vinden in de opinie ‘Het belang van participatiebeleid’.