Het kabinet ziet vroegsignalering als een waardevol instrument om problematische schulden te voorkomen. Dat blijkt uit de kabinetsreactie op:
- Wetsevaluatie vroegsignalering
- Evaluatie van experimenten met vroegsignalering
- Onderzoek ‘Opbouw van problematische schulden
Gemeenten zijn sinds 2021 wettelijk verplicht om inwoners proactief hulp aan te bieden bij signalen van vaste lastenpartners.
De wetsevaluatie, twee experimenten en aanvullend dossieronderzoek bieden waardevolle inzichten in wat werkt en wat nog beter kan.
1. Wetsevaluatie vroegsignalering
De evaluatie concludeert dat vroegsignalering effectief is in het eerder bereiken van mensen met (dreigende) schulden. In 2024 accepteerden circa 49.000 mensen hulp – een verdrievoudiging ten opzichte van 2021.
Toch blijkt ook dat veel signalen (nog) niet worden opgepakt, onder meer vanwege gemeentelijke drempelbedragen of verschillende interpretaties van proportionaliteit. De effectiviteit verschilt sterk per gemeente, mede door het ontbreken van landelijke minimumnormen.
De onderzoekers adviseren onder andere:
- meer standaardisatie in de aanlevering van signalen
- betere registratie en monitoring
- het loslaten van rigide selectiecriteria door gemeenten
Het kabinet onderkent deze aanbevelingen en stelt tot en met 2028 jaarlijks € 20 miljoen beschikbaar om gemeenten te ondersteunen bij verbeteracties.
2. Evaluatie experimenten: hypotheeksignaal kansrijk, gemeentebelastingen vallen af
Twee experimenten springen eruit:
Gemeentebelastingen
Dit signaal bracht mensen in beeld die nog niet bekend waren bij schuldhulp, maar het bereik bleef laag (17%) en de proportionaliteit was onvoldoende geborgd.
De signalering wordt daarom niet structureel opgenomen in de wet. Gemeenten gaven wel aan dat het signaal hielp om een vollediger beeld van de financiële situatie te krijgen. De interne samenwerking wordt wel voortgezet maar zonder structurele gegevensuitwisseling.
Hypotheekachterstanden
Dit signaal blijkt juist veelbelovend. Meer dan de helft van de meldingen betrof mensen die nog niet in beeld waren. Gemeenten bereikten circa 62% van deze doelgroep, waarvan een aanzienlijk deel hulp accepteerde. Het kabinet onderzoekt nu de mogelijkheid om dit signaal structureel te verankeren in regelgeving. Gesprekken met banken en verzekeraars zijn in gang gezet.
3. Onderzoek schuldopbouw: bijna acht jaar tussen eerste schuld en hulpvraag
De Hogeschool Utrecht onderzocht 250 dossiers van mensen bij wie een schuldregeling tot stand kwam.
De belangrijkste bevindingen:
Gemiddeld verstrijken 7 jaar en 10 maanden tussen de eerste betalingsverplichting en de aanvraag voor een schuldregeling.
Bij 1 op de 7 mensen duurde het zelfs meer dan 15 jaar. De opbouw verloopt meestal geleidelijk (53%), al komt clustering van schulden in korte tijd ook vaak voor.
Het onderzoek onderstreept hoe lang het duurt voordat mensen hulp zoeken, ondanks bestaande voorzieningen.
Het roept ook vragen op over hoe vindbaar, herkenbaar en toegankelijk die hulp in de praktijk is. Het kabinet wil op basis van deze inzichten meer inzetten op signalering vanuit lokale netwerken, vindplaatsen en laagdrempelige hulproutes.
Kabinetsinzet
De drie onderzoeken bieden gezamenlijk een breed inzicht in de werking van vroegsignalering. De kabinetsreactie onderstreept dat vroegsignalering werkt als het zorgvuldig is uitgevoerd. Het kabinet wil het bereik van vroegsignalering verdubbelen tegen 2028 en de uitval van signalen halveren. Daarvoor stelt het tot en met 2028 jaarlijks € 20 miljoen beschikbaar.
Gemeenten worden gestimuleerd om meer persoonlijk contact te zoeken, signalen actiever op te pakken en lokale kennis beter te delen.
Ook wordt de monitoring verbeterd via het project Data Delen Armoede en Schulden (DDAS). In dit project werken NVVK, Divosa, VNG en het CBS samen om beter zicht te krijgen op armoede en schulden.