Eerste zittingen

Zo veel is duidelijk geworden bij de behandeling van twee zaken tegen de gemeente Utrecht (basisnorm 78 uur per jaar) en één van de gemeente Aa en Hunze tegen een inwoonster die meer uren hulp eist. Aa en Hunze heeft per 2015 de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp omgezet in een algemene voorziening. Het was woensdag voor het eerst dat de hoogste rechter zich over de Wmo 2015 boog. Op 18 mei doet de CRvB uitspraak over deze drie zaken, maar ook over vragen als hoe ver de beleidsvrijheid van gemeenten binnen de Wmo 2015 reikt, hoe deze beleidsvrijheid door gemeenten wordt vormgegeven en of dat wettelijk door de beugel kan. Relevant dus voor al die gemeenten die de huishoudelijke hulp alleen nog als algemene voorziening aanbieden, hebben versoberd of anders hebben ingericht.

Magertjes

Het alleen nog aanbieden van huishoudelijke hulp (hh) als algemene voorziening, riep bij de rechters veel vragen op. De wijze waarop gemeenten dat hebben geregeld, is cruciaal. Gemeenten moeten op zijn minst in hun verordening de prijs voor een uur huishoudelijke hulp vastleggen, zo is in de Wmo 2015 geregeld. Dat heeft Aa en Hunze niet gedaan. Ook moet de gemeente contracten met aanbieders afsluiten. Het slechts regelen dat aanbieders hulp leveren als inwoners bij hen aankloppen, is in de ogen van de rechters wat magertjes. Het is kortom nog maar de vraag of gemeenten, binnen de Wmo 2015, de ‘hh’ wel helemaal aan hun inwoners mógen overlaten, via een algemene voorziening, of dat er toch een maatwerkvoorziening moet zijn.

Normstelling

Die maatwerkvoorziening is er wel in Utrecht, maar over de vormgeving daarvan werden tijdens de zitting stevige noten gekraakt. Sinds 2015 kunnen inwoners van Utrecht voor maximaal 78 uur per jaar een beroep doen op eenvoudige schoonmaakhulp. In drie uur per twee weken kan het door de gemeente geformuleerde resultaat ‘schoon en leefbaar’ worden behaald, zo betoogde de jurist van de gemeente. Die norm heeft zij mede bepaald na overleg met aanbieders. Indien nodig en na onderzoek kunnen extra (halve) uren worden toegekend. Het overtuigde de rechters niet. Tot 2015 zat er veel verschil in uren hulp die werden toegekend; mede afhankelijk van de aandoening, omvang van het huis en hoeveel mensen er woonden. Nu ligt er voor iedereen een basisnorm. ‘Hoe komt u toch tot die 78 uur?’, vroeg een van de drie rechters zich af.

Overgangsrecht

Het overgangsrecht bleek woensdag bij alle drie de zaken een ‘puntje’; en vooral de vraag of gemeenten in 2014 al op de Wmo 2015 mochten anticiperen. Zowel in Utrecht als in Aa en Hunze kregen de cliënten al huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo 2007. Per 2015 werd deze bij de drie cliënten verminderd. Zowel Utrecht als Aa en Hunze baseren zich bij het ene besluit op de Wmo 2007, maar beroepen zich bij het besluit op bezwaar op de Wmo 2015. Het is niet duidelijk hoe de hoogste rechter daar straks over oordeelt.

Principiële vraag

De belangstelling voor de rechtszaken was groot. ‘De wet heeft heel wat teweeg gebracht’, stelde een van de rechters bij aanvang van de zitting, met gevoel voor understatement. Sinds de invoering van de Wmo 2015 is het aantal rechtszaken verdubbeld. De principiële vraag – valt huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 –, legden de rechters voor aan de bij de Utrechtse zaken betrokken juristen. Ja, het valt onder de Wmo, stelden de juristen stuk voor stuk, ook die van de gemeente Utrecht. Als mensen niet in staat zijn hun huis schoon te (laten) houden, moeten gemeenten daar voor zorgen. De passages in de wet en de Algemene Maatregel van Bestuur over zelfredzaamheid in termen van het in staat zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en drie verduidelijkende brieven van verantwoordelijk staatssecretaris Van Rijn (Wmo, PvdA), waaronder die van 7 maart, zijn het ‘bewijs’, zo stelde onder meer jurist Bernard de Leest. Op de vraag van de rechter of het gemeenten vrij staat om huishoudelijke hulp aan de markt over te laten, kwam van de juristen geen duidelijk antwoord.