Jaarlijks stelt het CBS vragen over deelname aan vrijwilligerswerk in het afgelopen jaar aan mensen van 15 jaar of ouder in het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn (S&W). In 2016 zijn eenmalig vragen over dit onderwerp toegevoegd aan de Enquête Beroepsbevolking (EBB) met het doel de relatie tussen het doen van vrijwilligerswerk en het al dan niet hebben van betaald werk in kaart te brengen. Hierbij is aan de 15- tot 65-jarigen gevraagd of ze vrijwilligerswerk deden in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek.
Hoger opgeleiden vaker vrijwilliger
Ruim 60 procent van de hoger opgeleiden gaf in S&W in de periode 2012–2016 aan minstens één keer per jaar vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Van de laagst opgeleiden was dat 35 procent. Het aandeel vrijwilligers varieert ook naar leeftijd, van 32 procent onder 75-plussers tot 57 procent onder 35- tot 45-jarigen. Daarnaast maakt de mate van religieuze betrokkenheid verschil. Vooral personen die regelmatig een gebedsdienst bijwonen, zijn als vrijwilliger actief. Dat geldt voor alle levensbeschouwelijke groeperingen.
Met deeltijdbaan vaker vrijwilliger
Van de 15- tot 65-jarigen heeft 28 procent minstens één keer in de vier weken voorafgaande aan het onderzoek vrijwilligerswerk gedaan. Dit geldt ongeacht of ze betaald werk hebben. Er zijn wel duidelijke verschillen binnen de groep van werkenden en die van niet-werkenden. Zo zijn mensen die in deeltijd werken vaker actief als vrijwilliger dan fulltimers. Vooral mensen die vanwege zorgtaken in deeltijd werken doen relatief vaak vrijwilligerswerk (40 procent). Wordt vanwege het volgen van een opleiding in deeltijd gewerkt, dan is de inzet als vrijwilliger beperkter.
Van de 15- tot 65-jarigen zonder betaald werk zijn werklozen vaker actief als vrijwilliger dan personen die verder van de arbeidsmarkt afstaan, de zogenaamde niet-beroepsbevolking. Vrijwilligers zonder betaald werk besteden twee keer zoveel uren: zij zijn gemiddeld 6 uur actief als vrijwilliger, degenen die betaald werk hebben 3 uur.
Moeders op school, vaders bij de sportvereniging
Mensen die vanwege zorg voor gezin of huishouden in deeltijd werken, of om die reden helemaal niet werken, doen relatief vaak vrijwilligerswerk. Onder hen zijn veel moeders met ten minste één kind tussen 6 en 11 jaar. Van deze moeders is 38 procent vrijwilliger op school, tegen 6 procent van alle 15- tot 65-jarigen. Vaders zijn ook relatief vaak vrijwilliger, maar dan vooral op de sportvereniging. Van de vaders met ten minste één kind tussen 6 en 17 jaar oud is 21 procent vrijwilliger bij een sportvereniging. Moeders met een kind in deze leeftijd zijn dat met 15 procent iets minder. Gemiddeld is 9 procent vrijwilliger bij een sportvereniging.