De gemeente Rotterdam heeft volgens de rechter ten onrechte 44.000 euro teruggevorderd van een vrouw die in 2018 een voedselbank oprichtte terwijl ze een bijstandsuitkering ontving.

Volgens de gemeente Rotterdam verrichtte Elly Seymor “op geld waardeerbare activiteiten”. Om die reden heeft Rotterdam drie jaar bijstand teruggevorderd. De rechtbank in Rotterdam oordeelt echter dat de gemeente dat niet op deze grond had mogen doen.

De vrouw heeft vanaf 2018 verschillende malen bij de gemeente gemeld dat zij deze activiteiten verrichtte. Zij heeft ook gemeld dat zij voor ongeveer dertig uur per week voor haar stichting werkte. De vrouw heeft voor de activiteiten subsidies aangevraagd die op haar rekening zijn uitbetaald. De vrouw heeft die betalingen niet gemeld bij de gemeente.

Rotterdam kreeg in 2022 een signaal van de Belastingdienst dat er meer geld op de rekening van Seymor zou staan dan toegestaan is bij een bijstandsuitkering. De gemeente stuurde de vrouw brieven om uitleg. De gemeente trok de uitkering in en vorderde het geld omdat de vrouw niet tijdig zou hebben gereageerd op het informatieverzoek.

Volgens de rechtbank kan er niet van worden uitgegaan dat Seymor een brief van de gemeente heeft ontvangen. Verder vindt de rechtbank dat, voor wat betreft de door de vrouw verrichte activiteiten, van een schending van de inlichtingenplicht geen sprake is omdat ze steeds melding maakte van haar activiteiten.

Rotterdam heeft de vrouw er niet op gewezen dat deze activiteiten gevolgen kunnen hebben voor haar bijstandsuitkering. De gemeente heeft de vrouw ook niet gevraagd haar activiteiten nader toe te lichten. Dat de gemeente nu stelt dat deze activiteiten op geld waardeerbaar zijn en de betaalde bijstand om die reden terugvordert, is volgens de rechtbank “in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel”.

De gemeente moet van de rechtbank de zaak opnieuw bekijken.