Meevallers van bij elkaar ruim 3,4 miljard euro op de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moeten opzij worden gezet voor armoedebestrijding, en niet worden gebruikt om gaten elders te dichten of de staatsschuld te verkleinen. Dat vinden de oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en BBB, die daarvoor samen een wijzigingsvoorstel (amendement) indienen.

Volgens de voorjaarsnota die onlangs naar de Tweede Kamer werd gestuurd, heeft het departement dit jaar per saldo 3,4 miljard euro minder nodig. Dat geld wil het kabinet van de begroting afhalen en voor andere zaken gebruiken. De drie oppositiepartijen, met wie het kabinet zaken zal moeten doen om begrotingsbijstellingen en andere wetsvoorstellen goedgekeurd te krijgen in de Eerste Kamer, noemen dat “onverstandig, zeker in tijden waarin de armoede fors oploopt.”

Dezelfde partijen vroegen het kabinet al in het debat over de voorjaarsnota om voor de zomer met aanvullend armoedebeleid te komen. Maar de coalitiepartijen hielden dat tegen. Zij willen zich daar pas over buigen als er nieuwe ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) beschikbaar zijn, én de bevindingen van een commissie die onderzoekt hoe hoog het sociaal minimum zou moeten zijn.

De linkse partijen en BBB willen nu al “meer zekerheid” dat er ook echt stappen worden gezet om armoede tegen te gaan. Daarom stellen zij voor het geld dat het kabinet van de begroting wil afhalen, in plaats daarvan opzij te zetten voor dat doel. “De precieze invulling van de middelen kan later nader worden bepaald”, schrijven zij.

In de nieuwe Eerste Kamer die deze maand is aangetreden is BBB met zestien zetels de grootste partij. De gezamenlijke fractie van PvdA en GroenLinks volgt met veertien zetels. Zonder steun van een van deze twee fracties is het voor het kabinet nagenoeg onmogelijk om tot een meerderheid te komen in de senaat.