Ieder mens heeft recht op een veilige en betaalbare plek om te wonen. Daarom presenteert staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS) samen met ministers Schouten (Armoedebeleid) en De Jonge (Volkshuisvesting) maandag 5 december het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis. Voor het plan wordt € 65 miljoen uitgetrokken, bovenop de reguliere € 385 miljoen die gemeenten ontvangen voor de maatschappelijke opvang. Het plan moet er voor zorgen dat in 2030 dakloosheid is beëindigd, waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd door het ondertekenen van de Lissabon Verklaring.

Rigoureuze keuzes

Uit onderzoek is gebleken dat het terugdringen van dakloosheid het meest succesvol is wanneer rigoureuze keuzes worden gemaakt in het denken over dakloosheid. Daarom zijn voor dit plan zes leidende principes geformuleerd op basis van het gedachtegoed van de wetenschappelijk onderbouwde methode Housing First en adviezen zoals die van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en de commissie Dannenberg. De leidende principes zijn nodig als kompas om de komende jaren het beleid aan te toetsen.

Zes actielijnen

Voor het Actieplan Dakloosheid 2023-2030 zijn zes inhoudelijke actielijnen opgesteld. Ze zijn opgesteld op basis van de leidende principes en de input van de vele partners en betrokkenen. De zes actielijnen zijn:

  1. Versterken bestaanszekerheid: borging van het bestaansminimum;
  2. Preventie: voorkomen dakloosheid is altijd het beste;
  3. Wonen Eerst: iedereen een eigen woonplek met ondersteuning op maat;
  4. Integraal werken in de uitvoering: regie, snelheid en menselijke maat;
  5. Geen beleid zonder ervaringskennis: beleid wordt gemaakt, getoetst en uitgevoerd met mensen met ervaringskennis;
  6. Inclusieve aanpak: aandacht voor jongeren, LHBTIQ+ en dakloze EU-burgers .

Brede samenwerking

De afgelopen maanden is samen met alle partijen uit het veld en mensen met ervaringskennis hard gewerkt aan de ontwikkeling van het actieplan. Dit heeft geresulteerd in een integrale aanpak en vraagt om een intensieve samenwerking tussen rijk, VNG, gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders, cliëntenorganisaties, wetenschappers, ervaringsdeskundigen, belangenorganisaties, burgers en andere relevante lokale en landelijke (publieke en private) partijen. Om de ambities te behalen en dakloosheid structureel terug te dringen zijn al deze partijen hard nodig.