Voorkomen dat leerlingen thuis komen te zitten doordat vanuit onderwijs en jeugdhulp niet tijdig een passend aanbod komt: dat is het doel van het wetsvoorstel ‘Doorbraakaanpak onderwijs en jeugdhulp‘. Maar het is de vraag of deze aanpak echt gaat werken.

Meestal weten de partijen elkaar goed te vinden en worden er oplossingen gezocht en ook gevonden. De grootste zorg is wanneer het probleem aanhoudt en partijen er gezamenlijk niet uitkomen : voor die situatie blijft de vraag of de voorgestelde aanpak werkt. Dit laat de VNG-weten in reactie op de internetconsultatie over het wetvoorstel.

Gezamenlijke doorbraakaanpak

Samenwerkingsverbanden moeten zorgen voor een dekkend aanbod, het wetsvoorstel regelt dat deze taak explicieter in de wet komt. Gemeenten en samenwerkingsverbanden worden verplicht om een gezamenlijke doorbraakaanpak met casusregie vast te leggen om te komen tot een aanbod bij vastgelopen casuïstiek.

Opmerkingen VNG

In onze reactie op de internetconsultatie maken we de volgende opmerkingen:

  • De samenhang en de effecten van geoorloofd op ongeoorloofd verzuim vraagt meer aandacht.
  • De doorbraakaanpak moet een bindend karakter hebben voor scholen. Alle partijen moeten (willen) inzien dat het advies juist is. Voor ouders is de uitspraak niet bindend: dit kan voor mogelijke knelpunten en verlengd thuiszitten blijven zorgen.
  • Bij de keuze om zorg en/of ondersteuning aan multiprobleemgezinnen lokaal of regionaal te organiseren, moeten we geen extra laag extra creëren maar aansluiten op de lokale en (sub)regionale praktijk. Voorkom stapeling en geef gemeenten en samenwerkingsverbanden de ruimte: duurzame oplossingen worden vooral gevonden in onderlinge samenwerking.
  • Positioneer de leerplicht in de aanpak nog steviger in de samenwerking onderwijs-zorg, met name waar het gaat over hun preventieve rol.
  • Leerlingen wonen niet per definitie in de gemeente waar zij ook onderwijs volgen. Dus met welke gemeente moeten afspraken worden gemaakt? Met de gemeente waar de  school staat, of met de gemeente waar een leerling vandaan komt? En moet het samenwerkingsverband dan per jaar kijken of daar nieuwe gemeenten bij komen?
  • Als samenwerkingsverbanden en gemeenten (doorbraak)afspraken maken waarbij de situatie van de leerling/ouders centraal staat, zal dit ook nog beschreven moeten worden in de wet. Het wetsvoorstel lijkt nu vooral geschreven te zijn vanuit de instanties en weinig vanuit de ouders.
  • Scholen zijn niet altijd consistent in het invoeren in het verzuimregister bij DUO, er moet een extra check/controle zijn op de invoering (bijvoorbeeld bij de onderwijsinspectie). De basis moet op orde zijn: er moet een gezamenlijke lijst komen, want nog steeds niet alle jongeren zijn in beeld.
  • Terugdringing van de wachtlijsten/-tijden voor de gemeentelijke jeugdzorg ontbreekt in de aanpak. Zolang de Rijksfinanciering voor de gemeentelijke jeugdhulptaken niet op orde wordt gebracht, zal de wachtlijstproblematiek de effectiviteit van deze aanpak frustreren.

Uitvoeringskosten

Tot slot vragen we aandacht voor de uitvoeringskosten. Het inrichten van deze regeling (en het inhuren van een functionaris) is voor gemeenten een nieuwe of gewijzigde taak die tot verhoogde uitvoeringskosten zal leiden. De tekst in de Memorie van Toelichting onder 6.2 voldoet niet aan de vereisten volgens art. 2 van de Financiële-verhoudingswet dat met redenen omkleed – en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd – wat de financiële gevolgen zijn van deze wijziging voor de provincies of gemeenten.