Inkomensregelingen voor mensen die door een aandoening of beperking niet (meer) kunnen werken, moeten hoe dan ook veel simpeler worden. Er zijn verschillende varianten nodig, maar juist voor een groep voor wie het stelsel “onevenredig slecht uitpakt”, de vroeggehandicapten, kan de commissie nog geen structurele oplossing aanbevelen. In totaal ontvingen vorig jaar ruim 790.000 mensen een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Voor werkenden zijn er grofweg drie paden te bewandelen door een nieuw kabinet, waarbij versimpeling sowieso nodig zal zijn, stelt de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) in een rapport dat donderdag is aangeboden aan het demissionaire kabinet. Complexiteit is vaak het gevolg van “regeldrift en doelmatigheidsdrang” vanuit de politiek, aldus de commissie. Bijna iedereen die het stelsel nodig heeft, loopt hier tegenaan. Mensen vallen buiten de boot of durven niet weer te gaan werken uit angst inkomen te verliezen.

Vooral mensen die vanaf hun geboorte of jeugd al een beperking hebben waardoor ze niet (goed) kunnen werken (vroeggehandicapten) raken verstrikt in een “doolhof aan regelingen”. Vroeggehandicapten kunnen afhankelijk van hun situatie een Wajong-uitkering of een WIA aanvragen, of ze belanden in de Participatiewet.

Voor deze groep moet het systeem vooral worden bijgestuurd, zodat ze met begeleiding een weg door het doolhof vinden. Het UWV moet bijvoorbeeld contact houden met Wajong-ontvangers, en gemeenten moeten één vast contactpersoon hebben. Gemeenten moeten daarnaast dagbesteding en scholing aanbieden om deze mensen te helpen wel aan het werk te kunnen. Werkgevers moeten meer geld krijgen als ze mensen met arbeidsbeperkingen in dienst nemen, om hen goed te begeleiden. Dit alles zal gemeenten geld kosten, verwacht de commissie.

Het huidige stelsel kan verbeterd worden, door van alle regelingen, waaronder de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten naar één “uitkeringsregime” te gaan. Nog steeds wordt gemeten hoeveel procent iemand minder kan verdienen door diens aandoening, maar mensen komen wel sneller in aanmerking.

In de tweede optie staat werk centraal. In de eerste drie tot vijf jaar krijgen mensen een re-integratie-uitkering van 70 procent van hun oude loon. In die tijd wordt actief gezocht naar een (nieuwe) werkgever. Pas als blijkt dat iemand niet meer (helemaal) aan het werk kan, krijgt diegene een arbeidsongeschiktheids-einduitkering. In de laatste variant wordt één regeling gezocht voor alle werkenden, in loondienst of zelfstandig. Vooral voor mensen die een flexibele en onzekere baan hebben, biedt dit meer zekerheid.