Peter (78) en Esther (77) wonen al 50 jaar gelukkig samen in hun huidige woning. Esther heeft dementie. Helaas gaat het steeds slechter met haar. Peter levert samen met zijn netwerk de benodigde mantelzorg. Nu de hoeveelheid mantelzorg oploopt, valt het Peter soms zwaar. Hij vindt het fijn als Esther iedere twee weken een dag naar dagbesteding gaat. Zo heeft Peter een dag om bij te komen. De noodzaak voor de hulp staat vast. Gelet op haar situatie zou Esther in aanmerking komen voor een Wlz-indicatie. Dat wil ze echter niet. Ze weigert dan ook een Wlz-indicatie aan te vragen. Wie is nu verantwoordelijk voor de dagbesteding? De Wmo, of de Wlz?

Het antwoord op deze vraag lijkt in eerste instantie simpel. Als gemeente kun je een Wmo-voorziening weigeren als er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt in aanmerking komt voor de Wlz, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een indicatie. Dit blijkt uit artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015. Voor meer informatie zie de pagina ‘Afbakening Wmo 2015 en Wlz – algemeen‘ in de Kennisbank Schulinck Wmo. Je zou dan ook zeggen dat het aan Esther is om een Wlz-indicatie aan te vragen. Met zo’n Wlz-indicatie zal de Wlz voorzien in de benodigde hulp. Doet ze deze aanvraag niet? Dan kan de gemeente de hulp weigeren. Zo simpel is het alleen niet. Omdat Esther maar zo’n beperkte behoefte aan zorg vanuit de Wmo heeft, kan ze die hulp mogelijk toch vanuit de Wmo krijgen.

Toelichting artikel

Hoe zit dat dan? Daarvoor moeten we kijken in de toelichting op artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015. Die toelichting gaat in op personen die geen AWBZ-indicatie (inmiddels Wlz) willen aanvragen omdat zij thuis willen blijven wonen. Is dat thuis wonen met ondersteuning vanuit het eigen netwerk en de Wmo ook verantwoord? Dan moeten gemeenten die omstandigheden meewegen in hun onderzoek. Dit past volgens de toelichting bij de gedachte achter de Wmo. Het is de bedoeling om het cliënten mogelijk te maken zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven wonen. Van de gemeente mag je dan ook uiterste inspanning verwachten om daaraan bij te dragen.

Verantwoord thuis blijven wonen

We pakken de casus van Peter en Esther er weer bij. Esther wil geen Wlz-indicatie aanvragen. Ze wil graag thuis blijven wonen. Esthers behoefte aan zorg is groot, maar Peter is samen met zijn netwerk in staat en bereid deze zorg te leveren. Door iedere twee weken dagbesteding te verstrekken, blijft Peter hier ook toe in staat. Gelet op alle omstandigheden is het voor Esther dan ook verantwoord om met deze hulp thuis te blijven wonen. Kijkend naar de eerdergenoemde toelichting moet je dit als gemeente dan meewegen in het onderzoek. Naar mijn mening is de behoefte aan zorg uit de Wmo hier zo beperkt, dat Esther haar belang om thuis te blijven wonen voor gaat op het belang van de gemeente om haar te verwijzen naar de Wlz.

Verschillen Wmo en Wlz

De bepaling in de toelichting is er voor personen die geen Wlz-indicatie willen aanvragen omdat zij thuis willen blijven wonen. Maar met een Wlz-indicatie kun je toch ook thuis wonen? Dat klopt. Alleen zit er wel een verschil tussen de uitgangspunten van deze wetten. Zo is het hoofddoel van de Wlz het leveren van permanent toezicht of 24-uurs zorg. De Wlz richt zich dus hoofdzakelijk op het leveren van deze zware en omvangrijke zorg. De Wmo richt zich op het mogelijk maken zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven wonen. De Wmo biedt de zorg die hiervoor nodig is.

We gaan weer terug naar Peter en Esther. We zien dat Esther veel zorg nodig heeft. Het leveren van dergelijk grote hoeveelheden zorg is iets wat onder het doel van de Wlz valt. Peter is echter bereid deze omvangrijke zorg te leveren. Hierdoor blijft maar een beperkte behoefte aan aanvullende zorg over.

Welke wet is dan het meest passend om te voorzien in deze beperkte behoefte aan zorg? De wet die zich richt op het leveren van zware en omvangrijke zorg? Of de wet die het mogelijk maakt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven wonen? Zelf neig ik naar het laatste. De zorgvraag is namelijk allesbehalve omvangrijk. Gelet op de toelichting is het in mijn ogen een bewuste keuze van de wetgever om de verantwoordelijkheid dan de kant van de Wmo op te laten vallen.

Eigen bijdrage

Naast het uitgangspunt van beide wetten is er trouwens nog een verschil. Cliënten in de Wlz betalen namelijk een (mogelijk vele malen) hogere eigen bijdrage dan je vanuit de Wmo betaalt. In een geval als dat van Peter en Esther hebben zij er dus ook een financieel belang bij. Dit is iets waar de toelichting geen rekening mee houdt. Het kan voor cliënten echter wel een bijkomende factor zijn om voor Wmo-ondersteuning te gaan in plaats van voor een Wlz-indicatie.

Hoeveelheid ondersteuning

Hoe beoordeel je nou of iemand met ondersteuning vanuit het eigen netwerk en de Wmo verantwoord thuis kan blijven wonen?

  • Is dat wanneer één dag per twee weken hulp nodig is zoals bij Peter en Esther?
  • Is dat ook nog het geval wanneer er wekelijks hulp nodig is?
  • Of bijvoorbeeld drie dagen per week?

Helaas leggen de wet, de toelichting of de jurisprudentie dit niet uit. Als gemeente moet je dit dus per geval bekijken. Deze onduidelijkheid kan lastig zijn.

Wetsvoorstel

Meer duidelijkheid is mogelijk onderweg. Begin dit jaar is het wetsvoorstel domeinoverstijgende samenwerking Wlz, Wmo en Zvw ingediend. Dit voorstel stelt dat de verschillende zorgdomeinen moeten samenwerken om de best mogelijke zorg te bieden aan een cliënt. Dit betekent dat de Wmo, Wlz en Zvw niet langer afzonderlijk van elkaar werken, maar juist als één groter geheel. Het moet voorkomen dat de wetten onderling ‘naar elkaar wijzen’. Hiermee is een betere afstemming mogelijk op de behoeften van een cliënt, wat kan leiden tot betere resultaten.

Minder Wlz-indicaties betekent niet direct ook meer kosten voor de Wmo.

Het wetsvoorstel richt zich op preventie. Een van de doelen van het wetsvoorstel is het zorgen voor een lagere instroom in de Wlz. Na invoering van het wetsvoorstel ligt er dus meer focus op de preventie van de behoefte aan Wlz-zorg. Denk hierbij aan Peter en Esther. De inzet van dagbesteding zorgt ervoor dat er geen behoefte is aan Wlz-zorg. De verantwoordelijkheid voor dagbesteding komt dan bij de Wmo te liggen. Betekent dat dan ook dat meer kosten bij de Wmo komen te liggen door dit wetsvoorstel? Dat is niet de bedoeling. De kosten voor de preventieve maatregelen komen namelijk ook voor rekening van de Wlz. De verdere uitwerking hiervan volgt later.

Hoe nu verder

Tot aan dat er meer duidelijkheid is, blijft het maatwerk. De toelichting spreekt over een ‘uiterste inspanning’ die je van gemeenten mag verwachten. Kijk daarom goed naar de benodigde omvang aan zorg, en maak op basis hiervan een afweging. Kies er in ieder geval niet voor om de aanvraag zomaar af te wijzen.

Tot slot kom ik nog één keer terug bij Peter en Esther. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het mooi is dat er mensen zoals Peter zijn. Hoe mooi en fijn is het dat er mensen zijn die met liefde de zorg voor hun partner op zich nemen. Laten we er dan ook samen voor zorgen dat de Peters van deze wereld deze zorg kunnen blijven bieden door hen hierbij te ondersteunen waar nodig.

Heeft u nog vragen over de afbakening tussen de Wmo en Wlz?

Meer hierover staat in de online kennisbank Wmo. Of stel uw vragen via de Helpdesk. Schulinck Wmo heeft een helpdesk voor als u met onze juristen wilt overleggen over uw vragen. Binnen 2 werkdagen krijgt u een antwoord.